Misvattingen en valse mythes omtrent vaccins

De Hoax-Wijzer | 12/05/2015 | Update: 15/10/2015

Er is wellicht niemand die houdt van het gevoel dat de prik van een naald geeft in je huid. Het idee alleen al doet vele mensen zodanig huiveren dat ze zo'n prik willen vermijden als het enigszins mogelijk is (al komt er weldra mogelijk een beter alternatief). Sommigen gaan zelfs nog verder, en zoeken angstvallig naar redenen om maar geen vaccin te moeten laten plaatsen, waardoor er in de loop der jaren tal van hoaxes, valse mythes en andere misvattingen zijn ontstaan. Toch is het belangrijk om jezelf juist te informeren, want vaccins kunnen in bepaalde gevallen zelfs het verschil maken tussen leven en dood. Hoewel er dikke boeken kunnen worden geschreven over dit onderwerp, proberen we hieronder een algemeen overzicht te geven van de voornaamste misvattingen, met voor elk een bondige verklaring waarom het gaat om een valse mythe. We behandelen meer dan 90 mythen en hoaxes, maar zelfs dan is deze lijst lang niet compleet. Het spreekt voor zich dat dit artikel bedoeld is als algemene informatie, en niet als medisch advies op maat. Contacteer steeds een bevoegde arts om te weten welke vaccins je wel en niet mag krijgen (afhankelijk van leeftijd en andere gezondheidsfactoren).

Mythes over griepvaccins

Mythe: Ik krijg nooit de griep, dus ik hoef me niet te laten vaccineren

Feit: Je kan niet voorspellen wanneer je het griepvirus oploopt.

Er zijn miljoenen mensen die nog nooit betrokken zijn geweest bij een verkeersongeval. Toch dragen we allemaal een veiligheidsgordel en betalen we voor een autoverzekering. Het is niet omdat iets je nog nooit overkomen is, dat het daarom vanzelfsprekend ook nooit zal gebeuren, of dat je geen voorzorgsmaatregelen kan en hoeft te nemen. Ongeveer 6 à 7% van de volwassenen, en 20% van de kinderen onder de 5 jaar, krijgen elk jaar de griep. Bij niet-gevaccineerden is de kans op de griep zo'n 1 op 10 per jaar, terwijl die kans bij vaccinatie daalt tot 1 op 50 per jaar.

Elk jaar opnieuw loop je dus risico om toch eens besmet te geraken. Het verleden is dus geen betrouwbare indicator om te bepalen of je in de toekomst de griep zal krijgen; het is niet omdat je al verschillende jaren geluk hebt gehad, dat dit geluk ook zal aanhouden. Tevens biedt een gezonde levensstijl (gezonde voeding, voldoende lichaamsbeweging, goede hygiëne, ...) geen garantie op het voorkomen van een besmetting van het griepvirus. Merk op: de zogenaamde "buikgriep" is, ondanks dat de naam anders doet vermoeden, géén griepvirus.

Mythe: De neveneffecten van het griepvaccin zijn erger dan de griep

Feit: De griep is erger dan eventuele neveneffecten van het griepvaccin.

Eventuele neveneffecten van een griepvaccin zijn jeuk, vermoeidheid, hoofdpijn, koorts, heesheid, irritatie aan de ogen, hoesten, en zwelling of pijn waar de injectie heeft plaatsgevonden. In de meeste gevallen zijn deze neveneffecten beperkt of zelfs geheel afwezig. Slechts in heel uitzonderlijke gevallen kan er bij kinderen een geval van koortsstuip (koortsconvulsie) ontstaan, iets wat bij jongere kinderen ook zonder vaccins kan voorkomen, maar dit veroorzaakt geen langdurige schade voor de gezondheid. Het grootste risico is een allergische reactie, en ook dit komt slechts voor bij 1 op 1 of 2 miljoen vaccinaties (0,0001%). In bijna alle gevallen is het griepvaccin een veiliger alternatief dan de griep zelf, die vaak meer ernstige symptomen en soms zelfs de dood als gevolg kan hebben.

Mythe: Het griepvaccin is niet nodig, want als ik de griep krijg neem ik antibiotica om weer beter te worden

Feit: Antibiotica kan geen virale infecties genezen en dus ook geen griepvirus genezen.

Antibiotica kan enkel worden gebruikt om bacteriële infecties te bestrijden, en dus niet voor virale infecties. Aangezien de griep een virus is, kan geen enkele hoeveelheid antibiotica je daarbij helpen (essentiële oliën trouwens ook niet).

Mythe: Het is beter om je niet te laten vaccineren, want als je de griep krijgt versterkt dit je immuunsysteem

Feit: Het griepvirus verzwakt je immuunsysteem, en op het moment dat je lichaam ertegen vecht kan je ook andere mensen besmetten.

Wanneer je besmet raakt met het griepvirus, verzwakt je immuunsysteem omdat het meer werk heeft met het vechten tegen dat virus. Nadien zal je immuunsysteem dan wellicht wel weer aansterken, maar dan ben je op dat moment enkel bestand tegen die specifieke mutatie van het griepvirus. Aangezien het virus zich jaarlijks muteert, kan je het volgende jaar dus opnieuw besmet geraken met de griep.

Het griepvaccin zorgt er ook voor dat je immuunsysteem wordt aangesterkt, maar dan zonder dat je er eerst ziek voor hoeft te zijn (en zonder de risico's die de griep met zich meebrengt). Wanneer je zelf besmet bent met het griepvirus, kan je bovendien ook andere mensen besmetten. Door je te laten vaccineren, bescherm je dus niet enkel jezelf maar ook anderen.

Mythe: Het griepvaccin verzwakt je immuunsysteem

Feit: Het griepvaccin verbetert je immuunsysteem en bereidt het voor om tegen het griepvirus te vechten.

Vaccins verzwakken geenszins het immuunsysteem van je lichaam, en veroorzaken ook geen andere infecties. Integendeel, ze verbeteren het immuunsysteem door in het lichaam een reactie te activeren die leidt tot de ontwikkeling van antistoffen tegen de ziekte waarvoor het vaccin je wil beschermen. In zekere zin maakt het je immuunsysteem dus "slimmer". Als je het immuunsysteem van je lichaam zou vergelijken met je spieren, dan zou je het vaccin kunnen vergelijken met de oefeningen en lichaamsbeweging om die spieren te versterken. Als je niet gevaccineerd bent en je loopt het griepvirus op, verzwakt je immuunsysteem echter terwijl je lichaam tegen het virus probeert te vechten.

Mythe: Als ik de griep krijg, blijf ik gewoon thuis zodat ik niemand anders kan besmetten

Feit: Je kan anderen met het griepvirus besmetten terwijl je zelf geen symptomen van de ziekte voelt.

Vaak duurt het even voordat de eerste symptomen van een besmetting van het griepvirus zich beginnen te manifesteren. In die eerste periode kan je, zonder het zelf te beseffen, wel al andere mensen besmetten met de griep. Hoewel het uitzonderlijk voorkomt, is het zelfs mogelijk dat je totaal niet ziek wordt van de griep, wat fijn is voor jou maar wellicht niet voor andere mensen in je omgeving die niettemin toch besmet kunnen geraken. Een Brits onderzoek wees tevens uit dat, voor elke acht meer personeelsleden van een ziekenhuis die zich laten vaccineren, er gemiddeld één sterfgeval wordt voorkomen.

Mythe: Een griepvaccin is overbodig, want de griep is zo erg niet en het aantal doden als gevolg van de griep is sterk overdreven.

Feit: De griep is een ernstige ziekte waar jaarlijks duizenden mensen aan sterven.

De griep is een ziekte die vaak niet voldoende ernstig genomen wordt. De reden hiervoor is wellicht dat een aantal symptomen gelijkaardig zijn aan andere, minder erge virussen zoals een verkoudheid. Als je geluk hebt, ben je na enkele dagen alweer beter, maar in vele gevallen kan het één of twee weken duren vooraleer je uitgeziekt bent. In bepaalde gevallen kan de griep zelfs levensgevaarlijk zijn, vooral wanneer er bv. complicaties optreden bij kinderen. De risico's van het griepvirus zijn dus groter dan de risico's op nevenwerkingen van een griepvaccin.

Tijdens het winterseizoen van 2014-2015 vonden er in de Verenigde Staten maar liefst 17.735 ziekenhuisopnames plaats als gevolg van het griepvirus. Dit aantal is echter niet representatief, omdat het hier louter gaat om patiënten waarbij het griepvirus wel degelijk in een labo werd vastgesteld, en in veel andere gevallen komt er geen labo-onderzoek aan te pas. Het effectieve aantal ziekenhuisopnames ten gevolge van de griep is wellicht dus nog een pak groter. Indien we ook Europa of zelfs de hele wereld mee zouden rekenen, dan ligt het aantal ziekenhuisopnames ten gevolge van het griepvirus nog talloze keren hoger.

Net omdat labo's lang niet alle grieppatiënten (kunnen) onderzoeken, is het erg moeilijk om te bepalen hoeveel mensen er effectief overlijden aan het griepvirus. Wat het extra moeilijk maakt om een precies aantal dodelijke slachtoffers te bepalen, is het feit dat mensen soms niet sterven als gevolg van de griep zelf, maar wel aan een complicatie ervan. Als je van een hoog gebouw springt, is de sprong op zich immers ook niet de oorzaak van je dood, wel het feit dat je van zo'n hoogte neervalt op de grond. Het jaarlijks aantal overlijdens in de Verenigde Staten ligt tussen de 3349 en 48.614, en kan dus sterk schommelen van jaar tot jaar. Een jaarlijks gemiddelde ligt wellicht op 23.600 overlijdens in de VS alleen al, een aantal dat op wereldvlak dus nog veel hoger ligt.

Mythe: Mensen sterven niet aan de griep tenzij er reeds andere onderliggende aandoeningen zijn

Feit: Mensen die op alle andere gebieden gezond zijn, kunnen ook sterven aan de griep.

Jaarlijks zijn er mensen die overlijden aan de griep, inclusief volwassen die voordien kerngezond waren en kinderen die eveneens geen onderliggende aandoeningen hadden. In 2013 waren 90% van de kinderen die overleden aan het griepvirus er niet tegen gevaccineerd. Op zich is het aantal overlijdens van kinderen met de griep niet enorm hoog (althans van de gevallen waarbij een labo kon vaststellen dat het griepvirus de oorzaak was), maar die overlijdens hadden wel kunnen worden voorkomen. Een studie van 800 kinderen die tussen 2004 en 2012 waren overleden aan het griepvirus, wees uit dat in 43% van de gevallen er geen sprake was van onderliggende medische aandoeningen. In een aantal gevallen wordt niet altijd het griepvirus opgegeven als de doodsoorzaak, omdat het slachtoffer is overleden aan complicaties ervan, zoals een longontsteking. Het is jammer genoeg dus wel degelijk mogelijk om te sterven aan de griep, ook al eet je gezond, drink je voldoende water, neem je vitaminen, heb je voldoende lichaamsbeweging, en hou je er een goede hygiëne op na.

Mythe: Het griepvaccin geeft je de griep en/of maakt je ziek

Feit: Het griepvaccin geeft je niet de griep.

Vaak wordt er verondersteld dat met het griepvaccin het griepvirus wordt geïnjecteerd, zodat je dus in feite de griep krijgt en ziek kan worden. Dit is echter onmogelijk, omdat er met het vaccin een inactieve versie van het virus wordt gegeven. Die inactieve virus zal en kan je niet ziek maken, maar zorgt er wel voor dat je lichaam antistoffen begint aan te maken. Deze antistoffen beschermen je dus ook tegen de actieve versie van het virus, waardoor je reeds bij voorbaat meer resistent bent voor de griep als je ermee in aanraking zou komen (althans dus de actieve versie waar je wél ziek van kan worden).

Soms beweren mensen toch dat ze ziek geworden zijn, daags nadat ze het griepvaccin hebben gekregen. In de meeste gevallen hebben ze dan reeds het virus opgelopen kort voordat het vaccin werd gezet, waardoor de griepsymptomen dus pas enkele dagen later (en dus ook kort na het zetten van het vaccin) pas beginnen opduiken. Het griepvaccin kan pas na een tweetal weken bescherming beginnen geven, omdat je lichaam tijd nodig heeft om de nodige antistoffen te produceren.

In sommige gevallen kunnen er neveneffecten van het vaccin optreden, waardoor je je voor korte tijd even een beetje onwel voelt. Op het moment dat je lichaam bezig is met het aanmaken van antistoffen, kan je eventueel wat hoofdpijn of lichte koorts ervaren, maar je hebt dus niet de griep en je bent dan ook niet ziek als gevolg van een virus die je via het vaccin hebt opgelopen. Niettemin is het belangrijk te onthouden dat een vaccin de kans op besmetting aanzienlijk verlaagt, maar dat wil niet zeggen dat het risico 0% is. De kans dat je toch met de griep besmet raakt na het vaccin is niet onbestaande, maar wel heel klein.

Mythe: Je hebt geen griepvaccin nodig als je er vorig jaar al één hebt gekregen.

Feit: Het griepvaccin dient jaarlijks opnieuw gezet te worden.

Wanneer je een griepvaccin krijgt, wordt eigenlijk het griepvirus bij je geïnjecteerd, maar dan een inactieve versie. Die inactieve virus zal je dus niet ziek maken, maar er wel voor zorgen dat je lichaam antistoffen begint aan te maken. Deze antistoffen beschermen je ook tegen de actieve versie van het virus, waardoor je reeds bij voorbaat resistent bent voor de griep als je ermee in aanraking zou komen. Het griepvirus muteert echter elk jaar opnieuw, en er ontstaan zo ook meerdere mutaties die onder de bevolking beginnen circuleren. Het is dus mogelijk dat er op dit moment een andere mutatie circuleert dan degene waar je vorig jaar nog voor ingeënt was, en in dat geval ben je alsnog niet beschermd tegen het griepvirus. Elk jaar wordt er gekeken naar de veel voorkomende mutaties van dat moment, en wordt op basis hiervan beslist welke griepvaccins worden ontwikkeld en verspreid.

Als je vorig jaar een griepvaccin hebt laten zetten en dit jaar niet, is het mogelijk dat je geluk hebt en dat dezelfde mutatie dit jaar opnieuw circuleert. Maar het is eveneens mogelijk (en niet onwaarschijnlijk) dat je in aanraking komt met een nieuwe mutatie, en dan zal je griepprik van vorig jaar niet meer baten. Zelfs al zou dezelfde mutatie elk jaar opnieuw terugkeren, is er geen zekerheid dat het vaccin van vorig jaar je afdoende zal beschermen. Indien je een griepvirus oploopt en ervan herstelt, maak je immers ook antistoffen aan die je lichaam nog tientallen jaren kunnen beschermen. De antistoffen die je lichaam aanmaakt als reactie op een vaccin zijn echter zwakker, omdat ze niet met het actieve virus in aanraking zijn gekomen, maar wel met de inactieve versie ervan. Zo zullen de antistoffen je dus wel degelijk beschermen tegen de griep, maar voor een beperkte tijd.

Er is op dit moment weinig tot geen bewijs dat een griepvaccin je gedurende verschillende jaren kan beschermen tegen een bepaalde mutatie van de griep, om de eenvoudige reden dat dezelfde mutatie zelden terugkomt in het volgende jaar. In de meeste gevallen zwakken de effecten van een vaccin na verloop van tijd sowieso af, vooral bij oudere mensen. De kans dat het vaccin van vorig jaar je ook dit jaar zal beschermen is dus niet onbestaande, maar niettemin erg klein. Veiliger is dus om jaarlijks opnieuw een griepprik te laten zetten.

Mythe: Als je je in november nog niet hebt laten vaccineren tegen de griep, heeft het geen zin meer om dat nog te laten doen

Feit: Je kan je eender wanneer tijdens het griepseizoen laten vaccineren, en zo de kans op besmetting vooralsnog verlagen.

Het zogenaamde "griepseizoen" duurt steeds tot minstens januari of februari, en vaak ook nog tot maart en april. Griepvaccins blijven vaak ook gedurende die hele periode beschikbaar. Het duurt zo'n tweetal weken voordat je immuunsysteem de nodige en beschermende antistoffen heeft gemaakt als gevolg van het vaccin, dus is het eigenlijk nooit te laat voor een griepvaccin totdat het seizoen daadwerkelijk voorbij is.

Mythe: Het griepvaccin werkt niet want vorige keer kreeg ik toch de griep hoewel ik me had laten vaccineren

Feit: Het griepvaccin kan geen 100% garantie bieden, maar verkleint wel aanzienlijk de kans dat je toch de griep oploopt.

Een vaccin kan geen absolute zekerheid bieden dat je 100% veilig bent tegen het griepvirus. Wel verkleint het de kans aanzienlijk, gemiddeld van zo'n 10% naar 2%. Maar 2% is natuurlijk geen 0%. Word je toch besmet met het griepvirus, is het vooralsnog mogelijk dat je je dan minder ziek voelt dan anders het geval zou zijn. Zoals hierboven reeds aangegeven, is het ook mogelijk dat je een mutatie van het griepvirus hebt opgelopen die niet voorzien was in het vaccin. Merk op: de zogenaamde "buikgriep" is, ondanks dat de naam anders doet vermoeden, géén griepvirus.

Mythe: Het griepvaccin is een "one size fits all"-concept en werkt niet voor iedereen.

Feit: Er bestaan verschillende opties voor griepvaccins.

Tegenwoordig bestaan er verschillende opties voor griepvaccins, zodat je perfect kan kiezen dewelke het beste voor jou geschikt is. Ook bestaan er griepvaccins die specifiek gericht zijn op oudere mensen. Sommige opties bestaan uit injecties in de spieren, anderen dan weer in de huid. Voor mensen met een naaldenfobie bestaan er zelfs alternatieve toedieningsmethoden, al blijft tot op heden de injectie met naald veelal de meest gebruikte methode. Je kan op eenvoudige en snelle wijze te weten komen wat de dichtstbijzijnde plaats is om vaccins te verkrijgen, zodat je je daar kan informeren over de mogelijke opties die ze aanbieden.

Mythe: Het griepvaccin heeft geen zin, want in het beste geval beschermt het enkel tegen influenza A en B, en dus tegen 10% van alle griepvirussen, zodat je tegen 90% nog steeds niet beschermd bent

Feit: Hoewel het griepvirus regelmatig muteert, biedt het vaccin toch een betere bescherming tegen de griep.

Het griepvirus muteert constant, waardoor het vaccin niet altijd even effectief is als gehoopt. Ondanks dat is de kans om te worden geïnfecteerd met de griep nog altijd beduidend kleiner indien je gevaccineerd bent, vooral ook bij oudere mensen. Bij de griepepidemie van 1989-1990 lag het sterftecijfer bij gevaccineerden 41% lager dan bij niet-gevaccineerden. Het griepvaccin zorgt ervoor dat de kans op besmetting daalt van zo'n 10% naar 2%. Merk op: de zogenaamde "buikgriep" is, ondanks dat de naam anders doet vermoeden, géén griepvirus.

Mythe: Mensen met een allergie voor eieren kunnen geen griepvaccin krijgen

Feit: Mensen met een allergie voor eieren kunnen zich laten vaccineren tegen het griepvirus.

Er bestaan verschillende soorten griepvaccins, en zo zijn er ook die geen eiwitten bevatten (zoals Flublok en Flucelvax voor mensen tussen 18 en 49). Maar zelfs de griepvaccins mét eiwitten vormen geen gevaar voor mensen met een allergie voor eieren, zoals bewijs heeft aangetoond. Een flowchart van de CDC geeft hierbij meer begeleiding. Het is vanzelfsprekend dat je steeds een bevoegd arts dient te raadplegen als je allergieën hebt en een griepvaccin laat zetten.

Mythe: Zwangere vrouwen mogen geen griepvaccin krijgen, of enkel een vaccin zonder bewaarmiddelen. Het vaccin kan een miskraam veroorzaken.

Feit: Zwangere vrouwen kunnen wel een griepvaccin krijgen, ook met bewaarmiddelen. Het griepvaccin verlaagt tevens de kans op een miskraam.

Een griepvaccin is één van de belangrijkste onderdelen van prenatale zorg, en het wordt dan ook aangeraden aan alle zwangere vrouwen (tenzij afgeraden door de behandelende arts omwille van andere medische complicaties). Het griepvaccin is dan ook veilig voor zwangere vrouwen, en na de geboorte is het kind in kwestie bovendien ook nog een beetje beter beschermd tegen de griep (ook wanneer de moeder borstvoeding geeft) en tegen acute luchtwegeninfecties. Het kind kan zelfs extra beschermd zijn tegen andere aandoeningen, zoals bipolaire stoornis die wordt geassocieerd met blootstelling aan prenatale griep. Ook griepvaccins met bewaarmiddelen zoals thiomersal (zie verder) zijn veilig voor zwangere vrouwen. Deze stof verlaat het lichaam zonder problemen en heeft geen invloed op de ontwikkeling van het kind, ook niet op andere vlakken zoals neuropsychologische of andere kortetermijn- of langetermijnproblemen.

Volgens sommige beweringen zou het aantal miskramen als gevolg van het griepvaccin een toename van 4.250% hebben gekend. Dit is wellicht gebaseerd op de VAERS-database, die enkel informatie verstrekt over het aantal meldingen, ook al zijn het overgrote deel van die meldingen eigenlijk niet veroorzaakt door het vaccin zelf. Beweringen dat griepvaccins een miskraam zouden kunnen veroorzaken, kunnen niet worden gestaafd door wetenschappelijk onderzoek. Integendeel, verschillende onderzoeken hebben uitgewezen dat griepvaccins geen toename van miskramen veroorzaken, en ook geen verhoogd risico voor het kind wanneer de moeder werd gevaccineerd tijdens haar zwangerschap.

Naast het feit dat griepvaccins voor zwangere vrouwen dus geheel veilig zijn, en bovendien voordelig kunnen zijn voor de gezondheid van het kind zelfs na de geboorte, heeft onderzoek uitgewezen dat het risico op een miskraam erdoor zelfs verlaagd wordt. De reden hiervoor is dat het griepvirus een potentiële factor is die de kans op een miskraam verhoogt. Het is bovendien interessant om weten dat het griepvaccin ook de kans verkleint op andere complicaties bij de geboorte, zoals vroegtijdige geboorte of ondergewicht.

Mythe: Griepvaccins werken niet bij kinderen

Feit: Griepvaccins verkleinen de kans aanzienlijk dat een kind het griepvirus oploopt.

De werkzaamheid van een griepvaccin kan variëren van leeftijdsgroep tot leeftijdsgroep, en sommige vaccins zijn beter geschikt voor kinderen terwijl andere beter geschikt zijn voor ouderen. Sommige specifieke vaccins zijn vooral geschikt voor kinderen van een leeftijd tussen 2 en 7 jaar, waarbij de effectiviteit van het vaccin op 83% ligt (d.w.z. dat een gevaccineerd kind 83% minder kans heeft op de griep dan een ongevaccineerd kind). Om het met andere cijfers te zeggen: 3,4% van de gevaccineerde kinderen kreeg toch de griep, terwijl 16% van de ongevaccineerde kinderen de griep opliep. Kinderen vinden de prik van een naald natuurlijk niet leuk, maar een recente studie wees uit dat het vaccin FluMist, dat in de vorm van een neusspray komt, meer aangeraden is voor kinderen tussen de 2 en 8 jaar, omdat het voor deze doelgroep 50% meer effectief zou zijn dan de gewone griepspuit. Ook bij kinderen jonger dan 2 jaar kan de kans op besmetting met het griepvirus tot 66% worden verminderd d.m.v. griepvaccinatie. Een andere studie met kinderen jonger dan 2 jaar wees uit dat slechts 4% van de gevaccineerde kinderen was besmet met de griep, in verhouding tot 12% van de ongevaccineerde kinderen. Het vaccineren van een kind tegen de griep beschermt niet enkel het kind zelf, maar ook andere kinderen waar het mee in aanraking komt.

Mythe: Griepvaccins kunnen de "bloed-hersenbarrière" bij jonge kinderen schade toebrengen, en zo hun ontwikkeling belemmeren

Feit: Griepvaccins zijn geheel veilig voor kinderen vanaf 6 maanden en ouder.

Er is geen enkel bewijs dat griepvaccins schade kunnen aanrichten aan de ontwikkeling van een kind, of dat het invloed zou hebben op de neurovasculaire structuur van een kind. De bloed-hersenbarrière, die reguleert wat wel en niet in de hersenen terecht komt, vormt zich bij het kind reeds in de baarmoeder en is dan ook volledig functioneel wanneer het kind geboren wordt. De fysiologie van de bloed-hersenbarrière, en hoe het werkt tijdens de vroege fase van ontwikkeling, maakt dat het bijzonder onwaarschijnlijk is dat eender welk ingrediënt van een vaccin voorbij die barrière zou geraken.

Mythe: Er zijn mensen gestorven als gevolg van het griepvaccin

Feit: Er is nog nooit vastgesteld dat ook maar één persoon gestorven is als gevolg van het griepvaccin.

Wilde verhalen over mensen die aan het griepvaccin overleden zouden zijn, worden soms in het lang en breed uitgesmeerd in de media. In de meeste gevallen blijkt achteraf dat het verhaal lang niet zo sensationeel was als de media het liet uitschijnen, of blijkt zelfs dat het vaccin uiteindelijk toch niet de doodsoorzaak was. Geen enkel medicijn is zonder gevaar, maar dat wil niet zeggen dat dit potentieel gevaar meer dan nodig hoeft te worden uitvergroot. Zo is het mogelijk dat iemand met een bijzonder sterke allergie voor gelatine slecht reageert op een vaccin, maar dit komt slechts voor bij gemiddeld 1 persoon op 2 miljoen mensen, en zelfs in dat geval leidt de allergische reactie zelden tot de dood.

Mythe: Mensen met het griepvaccin hebben een grotere kans op een longontsteking

Feit: Het griepvaccin verlaagt de kans op een longontsteking en andere ziekten.

Deze bizarre bewering houdt geen enkele steek. Wanneer je het griepvirus oploopt, verzwakt je immuunsysteem waardoor je meer vatbaar bent voor andere ziekten en complicaties, waarbij een longontsteking één van de meest voorkomende (en gevaarlijke) complicaties is. Het spreekt dan ook voor zich dat een griepvaccin de kans op een longontsteking aanzienlijk verkleint, omdat de kans op een griepbesmetting klein is. Longontstekingen zijn de voornaamste oorzaak van overlijdens ten gevolge van het griepvirus.

Mythe: Het griepvaccin veroorzaakt aandoeningen bij de hart- en bloedvaten

Feit: Het griepvaccin verlaagt de kans op problemen met hart- en bloedvaten.

Ook deze bizarre bewering houdt geen steek. Er is geen enkel bewijs dat griepvaccins problemen zouden veroorzaken met hart- en bloedvaten. Het tegengestelde is echter gebleken: het vaccin zou zelfs de kans op een hartaanval of -infarct, of andere cardiovasculaire problemen verkleinen.

Mythe: Het griepvaccin bevat aluminium en veroorzaakt de ziekte van Alzheimer

Feit: Het griepvaccin bevat geen aluminium, veroorzaakt geen Alzheimer en heeft met deze ziekte helemaal niets te maken.

Deze valse mythe kent haar oorsprong bij kwakzalver Hugh Fudenberg, die zijn bewering nooit met wetenschappelijk bewijs heeft kunnen onderbouwen. Sindsdien werd de bewering blindelings overgenomen door andere pseudowetenschap-, complottheorieën- en kwakzalverwebsites zoals Mercola, Natural News, World Unity, Niburu en Whale.to. Een argument dat vaak wordt aangehaald is dat de ziekte van Alzheimer wordt veroorzaakt door aluminium in griepvaccins, maar de vaccins bevatten helemaal geen aluminium en aluminium veroorzaakt bovendien geen Alzheimer.

Een onderzoek uit 2001 heeft uitgewezen dat vaccins tegen griep, polio en tetanos zelfs het risico op Alzheimer tot met de helft kan helpen verlagen. Het zijn vooral ouderen die een groter risico lopen op complicaties (of zelfs overlijden) indien ze besmet geraken met het griepvirus, en om die reden is het vooral voor hen belangrijk om zich jaarlijks tegen de griep te laten vaccineren. Recent onderzoek heeft uitgewezen dat een griepvaccin met hogere dosis extra bescherming biedt bij deze doelgroep. Sommige andere vaccins zijn voor ouderen dan weer niet aan te raden, maar ook dat heeft helemaal niets te maken met de ziekte van Alzheimer.

Mythe: Het griepvaccin veroorzaakt Bellse parese (aangezichtsverlamming)

Feit: Het griepvaccin veroorzaakt geen Bellse parese.

Bellse parese is een aandoening die plots optredende aangezichtsverlamming veroorzaakt, en waarvan de oorzaak niet altijd even duidelijk is. Een associatie tussen griepvaccins en deze aandoening dateert van het 2000-2001-seizoen, waarbij een mogelijke link tussen het griepvaccin en een verhoogd risico op aangezichtsverlamming werd vastgesteld. Een ander onderzoek gaf ook een mogelijke associatie aan. Twee zaken kunnen soms echter gelijktijdig (of kort na elkaar) optreden zonder dat die correlatie ook een causaal verband hoeft te hebben, en enkel bijkomende onderzoeken kunnen bepalen of het effectief gaat om een verband of slechts een toevalligheid. Verder zoek heeft dan ook uitgewezen dat er geen verhoogd risico optreedt, wat kon worden beaamd door andere onderzoeken, ook specifiek bij kinderen.

Mythe: Het griepvaccin veroorzaakt narcolepsie

Feit: Het huidige griepvaccin veroorzaakt geen narcolepsie.

Narcolepsie is een neurologische afwijking waarbij de hersenen niet in staat zijn om slaapcycli te reguleren, en dus slaapstoornissen veroorzaakt. Onderzoek in Finland en andere Europese landen wees uit en bevestigde dat er een correlatie was tussen nacrolepsie en het H1N1-griepvaccin van 2009. Dit vaccin was genaamd Pandemrix en werd ontwikkeld door GlaxoSmithKline Europe. Het vaccin werd verdeeld in verschillende Europese landen (niet in de VS en Canada), en werd enkel gebruikt tijdens het winterseizoen van 2009-2010. Onderzoek in de Verenigde Staten kon geen link tussen het H1N1-griepvaccin van 2009 en nacrolepsie vaststellen. Het is ook mogelijk dat nacrolepsie een complicatie was van het H1N1-griepvirus zelf en dus niet van het vaccin ertegen, maar dit is louter een hypothese. Een link kon enkel worden vastgesteld bij jongeren onder de 21 jaar, en er zouden zo'n 3 tot 7 gevallen van nacrolepsie zijn ontstaan per 100.000 gevaccineerde kinderen. Hoewel dit slechts 0,007% is, werd het vaccin Pandemrix in Europa vooralsnog stopgezet. Huidige griepvaccins veroorzaken dan ook geen nacrolepsie.

Mythe: Het griepvaccin veroorzaakt zenuwaandoeningen zoals het syndroom van Guillain-Barré

Feit: Als je besmet bent met de griep is de kans op het syndroom van Guillain-Barré veel groter dan met een griepvaccin.

Het syndroom van Guillain-Barré (GBS), ook wel "acute idiopathische polyradiculoneuropathie" genoemd, is een zenuwaandoening die ongeveer 1 persoon op 100,000 mensen treft (0,001%). De precieze oorzaak is onbekend, maar de aandoening wordt veelal in verband gebracht met virussen zoals het cytomegalievirus, het herpesvirus HHV4 (epstein-barrvirus) en het griepvirus, alsook de bacterie campylobacter. Het idee dat deze aandoening zou worden veroorzaakt door vaccins, is ontstaan toen het H1N1-griepvaccin in 1976 werd geassocieerd met een hoger risico op GBS. Er was sprake van gemiddeld zo'n 10 extra gevallen per 1 miljoen gevaccineerde mensen. Sindsdien is er bijzonder veel onderzoek gebeurd naar dit specifieke risico op GBS bij vaccins.

Een studie op het H1N1-griepvaccin van 2009-2010 concludeerde dat er een iets hoger riscio was op GBS, maar nog steeds lager dan het risico om GBS op te lopen door het griepvirus zelf (of het risico om te overlijden aan de griep). Om dit met getallen te vergelijken: het risico op GBS met een griepvaccin verhoogde met 1 persoon op 1 miljoen (0,0001%), terwijl het risico op GBS na besmetting met het griepvirus zelf verhoogde met 17 personen op 1 miljoen (0,0017%). Tijdens datzelfde seizoen van 2009-2010 heeft het H1N1-griepvirus maar liefst 280.000 dodelijke slachtoffers wereldwijd gemaakt. De VS alleen al waren dat er 12.000 (van de 61 miljoen geregistreerde infecties in 2009, meer dan een honderdvoud van het aantal gevaccineerde GBS-slachtoffers).

Een andere studie concludeerde ook een iets hoger risico, met gemiddeld zo'n 1,6 gevallen van GBS per 1 miljoen gevaccineerden (0,00016%). Nog andere studies konden die conclusie echter niet bevestigen, en één studie op 30 miljoen gevaccineerde mensen (over een periode van 11 jaar) kon geen enkel verhoogd risico vaststellen. Na een analyse van verschillende studies concludeerde de onafhankelijke Institute of Medicine dat er voldoende bewijs was om een verband tussen GBS en het griepvaccin te verwerpen. Kortom, zelfs indien er een verhoogd risico zou zijn op GBS met het griepvaccin (hoe onwaarschijnlijk ook), is dit risico zodanig klein dat het niet opweegt tegen de risico's van het griepvirus zelf.

Andere vormen van neurologische aandoeningen zijn al helemaal onwaarschijnlijk. Daarentegen is er wel bewijs dat neurologische aandoeningen kunnen worden veroorzaakt door het griepvirus zelf. Kinderen met neurologische problemen worden zelfs extra aangemoedigd om het griepvaccin te laten zetten, omdat ze meer risico lopen op complicaties van het griepvirus. De helft van de kinderen die in 2009 overleden aan de griep hadden achterliggende neurologische aandoeningen zoals epilepsie of cognitieve disfunctie. Er was het geval waarbij een cheerleader beweerde dat het griepvaccin bij haar dystonie had veroorzaakt, waardoor ze enkel nog achteruit kon stappen en niet meer vooruit. De experten die de video's van het meisje bestudeerde concludeerden allemaal dat haar symptomen van psychogene aard waren; met andere woorden, psychologisch en niet neurologisch van oorsprong. Dit maakt de aandoening niet minder echt, maar sluit wel volledig de mogelijkheid uit dat een griepvaccin de oorzaak zou zijn. Ook de arts die haar behandelde kwam tot dezelfde conclusie.

Mythe: Het griepvaccin bevat gevaarlijke ingrediënten zoals kwik, formaldehyde (methanal) of antifreeze

Feit: Alle ingrediënten gebruikt in vaccins zijn veilig.

Vaccins met een enkelvoudige dosis en neusspray-vaccins bevatten geen kwik als ingrediënt. De multidosis-vaccins bevatten het bewaarmiddel thiomersal (ook wel thimerosal genoemd), dat in het lichaam uiteenvalt tot 49% ethylkwik, en wordt toegevoegd om bacteriële besmetting van de vaccinhouder te voorkomen. De verwarring is ontstaan omdat ook hier het woord "kwik" voorkomt, maar ethylkwik wordt op een andere manier verwerkt dan methylkwik, de neurotoxine die zich in het lichaam kan opstapelen. Zo zie je maar hoe één letter verschil in de naam van een chemische stof een wereld van verschil kan betekenen: zo spreken we met methanol over antifreeze maar met ethanol over een Chardonnay-wijn. In tegenstelling tot de giftige methylkwik, stapelt ethylkwik zich niet op in het lichaam en verlaat het je systeem weer na een week, zonder dat het een gevaar vormt voor je gezondheid. Vaccins met thiomersal worden over de hele wereld gebruikt zonder problemen, en werden aan uitgebreide onderzoeken onderworpen. Indien je het toch zou willen vermijden (bv. omwille van een allergische reactie op thiomersal), is het ook mogelijk om het griepvaccin te verkrijgen zonder dit bewaarmiddel.

Formaldehyde, ook wel methanal genoemd, wordt in kleine hoeveelheden gebruikt in verschillende griepvaccins (doch niet alle), met de bedoeling om het griepvirus te deactiveren zodat het de ziekte niet kan veroorzaken. Deze stof komt ook van nature voor in een aantal groenten en fruitsoorten; in een gemiddelde banaan zit er zo'n 2000 mcg (microgram) en in een peer kan de hoeveelheid variëren tussen 8600 en 13200 mcg. Hoewel formaldehyde op zich dus een giftige stof is, is het vooral de hoeveelheid van een stof die je consumeert wat bepaalt hoe schadelijk die stof is ("Enkel de dosis maakt het vergif" ~ Paracelsus). Het eten van een banaan of peer is dus niet schadelijk voor je gezondheid, en het laten zetten van een vaccin met formaldehyde nog minder. De hoeveelheid van deze stof in een vaccin varieert veelal tussen de 5 mcg en 100 mcg, wat dus amper 5% is van de hoeveelheid in een banaan en 1% of minder van een peer. Zelfs al zou dit je nog steeds zorgen baren, bedenk dan dat zelfs je eigen lichaam formaldehyde produceert voor een aantal functies (zoals voor het aanmaken van aminozuur), en elke liter bloed bevat zo'n 2600 mcg formaldehyde. De minimale hoeveelheid in een vaccin zal dus geen enkele nadelige invloed op je gezondheid hebben.

De bewering dat griepvaccins antifreeze zouden bevatten berust eveneens op de verwarring tussen verschillende chemische componenten met een gelijkaardige naam. Een aantal vaccins bevatten octylfenolethoxylaat of octoxynol (Triton X-100), een naam die een beetje lijkt op polyethyleenglycol (PEG). Deze laatste is geen synoniem voor antifreeze, maar wel een ingrediënt ervan net zoals water dat ook is. Hoe dan ook, is polyethyleenglycol dus niet hetzelfde als Triton X-100, een splitsingsmiddel bedoeld om de viruscomponenten op te splitsen, en is geheel veilig bevonden. Op Pubmed vind je minstens zo'n 1342 artikels over de veiligheid van het griepvaccin.

Wie bezorgd is om nog andere ingrediënten van griepvaccins, kunnen zich hier verder informeren.

Mythe: Door elk jaar een nieuw griepvaccin te ontwikkelen, wordt het griepvirus enkel maar sterker

Feit: Er is geen bewijs dat het griepvaccin veel effect heeft op de mutaties van het griepvirus.

Het griepvirus evolueert en verandert op regelmatige basis, en er zijn twee manieren waarop dit kan gebeuren: antigene drift en antigene shift. In het eerste geval, met de antigene drift, gaat het om kleine, geleidelijke veranderingen die voortdurend plaatsvinden als gevolg van een reactie op de omgeving, en dit kan zelfs in ons eigen lichaam gebeuren. Het griepvirus heeft een gesegmenteerde genoom, bestaande uit 8 delen die zich in een willekeurige vorm kunnen hersorteren, ook wanneer het virus zich reeds in je lichaam bevindt. Als dit niet het geval was, zou het ook niet nodig zijn om elk jaar opnieuw een griepvaccin te ontwikkelen.

Het is mogelijk dat een griepvaccin invloed kan hebben op antigene drift (net zoals ook ons natuurlijk immuunsysteem dit kan beïnvloeden), maar dit is gewoonlijk niet meer dan wat sowieso al gebeurt terwijl het virus zich in ons lichaam bevindt, en als het gebeurt dan is dit veelal in een kleinere mate. Als er meer immuniteit is in een groep mensen, is het theoretisch wel mogelijk dat er meer antigene drift optreedt, maar tegelijkertijd zorgt die verhoogde immuniteit er dan weer voor dat het gemuteerde virus zich niet ver kan verspreiden, waardoor er vooralsnog geen epidemie ontstaat en een effectieve evolutie niet plaatsvindt.

Een antigene shift is een grotere verandering van het virus, en dit kan leiden tot dramatische wijzigingen waar het immuunsysteem van je lichaam meestal niet op voorbereid is. Dit heeft plaatsgevonden in 2009 met het H1N1-griepvirus (de "Mexicaanse griep"), en ook met de "Spaanse griep" van 1918-1919 die slechts een jaar duurde maar toch veel erger was dan het gewoonlijke griepseizoen en zelfs zo'n 3% van de wereldbevolking zou hebben gedood. Er is echter geen bewijs dat vaccins grote mutaties van het griepvirus, zoals een antigene shift, kunnen veroorzaken.

Mythes over vaccins tegen kinderziekten

Mythe: Als jouw kind gevaccineerd is, dan hoef je je toch geen zorgen te maken over het feit dat mijn kind niet gevaccineerd is?

Feit: Een ongevaccineerd kind kan makkelijker een ziekte verspreiden en dus een epidemie veroorzaken. Vaccineren is een gedeelde verantwoordelijkheid.

Vaccineren is niet enkel een persoonlijke keuze die je maakt voor jezelf of je kind. Die keuze bepaalt ook mee het risico op besmetting van andere mensen en kinderen in je omgeving. Hoe meer mensen gevaccineerd zijn, hoe kleiner de kans dat een epidemie van een welbepaalde ziekte uitbreekt. Dit concept wordt soms ook wel eens "herd immunity" genoemd. Dat mag een oneerbiedige benaming lijken, maar als je 50 koeien in je weide hebt staan, ga je er toch ook niet maar 30 van vaccineren tegen een besmettelijke ziekte? Waarom zou het dan wél zinvol zijn om slechts een gedeelte van een groep mensen te vaccineren, en anderen niet?

Door jezelf of je kind te laten vaccineren, bescherm je niet enkel jezelf, maar ook anderen om je heen. Als de mensen in je omgeving al gevaccineerd zijn, dan mag dit argument overbodig lijken, maar dat hoeft niet noodzakelijk het geval te zijn. Er bestaat immers nooit zoiets als een 100% zekerheid. Zelfs als je gevaccineerd bent, bestaat de kans dat je de ziekte toch oploopt. Die kans is echter heel klein, en zelfs in zulk voorkomend geval kan het vaccin er vooralsnog voor zorgen dat je minder ziek wordt dan anders het geval zou zijn, en ook dat de kans op complicaties kleiner is. Als je kind gevaccineerd is, en de andere kinderen in de omgeving ook, wordt de kans sterk verkleind dat jouw kind en/of een ander kind toch ziek wordt.

Immuniteit in een gemeenschap beschermt niet enkel jou, je kind en andere gevaccineerden, maar ook andere mensen die op welke reden dan ook zich niet kunnen laten vaccineren. Kleine kinderen (vooral als ze jonger zijn dan 6 maanden) kunnen niet altijd meteen worden gevaccineerd. Ook andere mensen met ziekten zoals bv. kanker hebben een lagere weerstand, evenals oudere mensen. Zij lopen dus een verhoogd risico op besmetting met kinderziekten of andere infecties. Door jezelf en je kind te vaccineren, bescherm je dus niet enkel jezelf maar ook deze andere mensen. Dat het concept van "herd immunity" wel degelijk werkt, is keer op keer opnieuw bewezen in verschillende wetenschappelijke onderzoeken.

Mythe: Iemand die gevaccineerd is tegen de mazelen kan nog steeds anderen besmetten

Feit: Iemand die gevaccineerd is tegen de mazelen zal geen andere mensen ermee besmetten.

Het BMR-vaccin, dat bescherming biedt tegen de kinderziekten bof, mazelen en rodehond, wordt gemaakt van een "live"-versie van het virus. In deze vaccins is het virus echter zodanig afgezwakt, dat er geen gevaar is om anderen te besmetten. Er is nog nooit een geval geweest waarbij kon worden vastgesteld dat een gevaccineerd persoon anderen heeft besmet.

Het vaccin tegen polio wordt ook gemaakt van een "live"-versie van het virus, waarvan bekend is dat het mogelijk tot een "wilde" versie kan muteren en een epidemie kan veroorzaken. Om die reden raadt de WHO aan om eerst een vaccin met een inactief virus te gebruiken om immuniteit te verkrijgen. Die immuniteit kan dan later een boost worden gegeven met een tweede vaccin, dat wel een "live"-versie van het virus bevat. Op die manier kan wilde verspreiding van polio worden voorkomen.

Mythe: Het kan geen kwaad om vaccins voor je kind uit te stellen, zo kan het immuunsysteem van je kind zich eerst nog verder ontwikkelen

Feit: Het uitstellen van vaccins kan de gezondheid van je kind onnodig in gevaar brengen, het is beter om de juiste vaccins op het aangeraden moment te laten plaatsen.

Bepaalde vaccins kunnen reeds worden gegeven wanneer het kind 6 maanden oud is. Andere vaccins, zoals het BMR-vaccin tegen bof, mazelen en rodehond, worden vaak gegeven wanneer het kind 12 maanden oud is. Een tweede BMR-vaccin wordt dan meestal toegediend op een leeftijd van 4 tot 6 jaar, gewoonlijk voordat het kind naar de kleuterschool begint te gaan. Wanneer je zulke vaccins onnodig uitstelt, loopt je kind een verhoogd risico om besmet te raken met de mazelen of andere kinderziekten.

Hoe ouder het kind wordt, hoe groter de kans op nevenwerkingen van het vaccin, zoals koortsstuip. Hoewel deze nevenwerkingen in zo goed als alle gevallen ongevaarlijk zijn, zijn ze natuurlijk niet leuk om te ervaren en kunnen ze de ouders van het kind soms onnodig bang maken. Bovendien reageert het immuunsysteem vaak minder effectief wanneer een vaccin pas wordt toegediend tijdens de tienerjaren, wat een bijkomende reden is om vaccins niet uit te stellen.

Mythe: Het is niet nodig om een kind te vaccineren tegen mazelen, want dat is een onschuldige ziekte

Feit: Mazelen is een ernstige ziekte die in het slechtste geval zelfs tot de dood kan leiden.

Voordat een vaccin tegen de mazelen werd geïntroduceerd, zorgde deze kinderziekte voor zo'n 2,6 miljoen overlijdens per jaar. In 2012 lag het aantal overlijdens nog steeds op zo'n 122.000 per jaar, waarvan de meeste slachtoffers kinderen zijn. Het aantal slachtoffers is in de voorbije decennia sterk afgenomen dankzij de introductie van een vaccin tegen mazelen. Dit heeft als gevolg dat veel mensen nooit zelf de ziekte hebben moeten ervaren, of iemand hebben gekend die de mazelen heeft gehad. Ze begrijpen dan ook vaak niet hoe ernstig een mazeleninfectie kan zijn. Bovendien kan een mazelenbesmetting niet worden behandeld met antivirale middelen, en kunnen enkel symptomen zoals koorts worden behandeld. In 30% van de gevallen vinden er tevens ook complicaties plaats, die zich in bijna eender welk orgaansysteem kunnen manifesteren. Voorbeelden van zulke complicaties zijn oorinfecties, diarree (met aanverwante uitdrogingsverschijnselen), ernstige infecties op de luchtwegen zoals een longontsteking, blindheid en hersenontsteking. In veel gevallen zijn het dan ook de complicaties die de directe oorzaak van overlijden zijn.

Een goede behandeling, en gezondheidszorg in het algemeen, kan de kans verkleinen op complicaties (of overlijden) als gevolg van de mazelen. Toch komen overlijdens niet uitsluitend voor bij arme landen, ook in de westerse wereld sterven jaarlijks mensen aan de mazelen. Gezien de potentiële gevolgen van deze infectie, dient mazelen wel degelijk als een ernstige ziekte te worden beschouwd. De enige vorm van bescherming hiertegen is een vaccin.

Mythe: Het is niet nodig om te vaccineren tegen de mazelen, want die kinderziekte is in Europa volledig uitgeroeid

Feit: Mazelen is niet uitgeroeid in Europa, en het uitbreken van een epidemie kan worden veroorzaakt door iemand die niet gevaccineerd is.

Hoewel de mazelen in bepaalde delen van de wereld effectief is uitgeroeid, is dit niet het geval in Europa. Wel is het aantal gevallen van mazelen sterk gereduceerd sinds de introductie van het vaccin ertegen, waardoor je nog maar zelden hoort dat iemand ermee geïnfecteerd is. Dit leidt tot de valse conclusie dat mazelen niet meer bestaat in Europa. In de voorbije jaren is de kinderziekte dan ook meermaals uitgebroken, wat heeft geleid tot talloze hospitalisaties en in bepaalde gevallen ook tot overlijdens. Het uitbreken van een mazelenepidemie kan gebeuren wanneer iemand wordt besmet die niet was gevaccineerd, wiens immuunsysteem niet had gereageerd op het vaccin (dit komt uiterst zelden voor) of wanneer iemand te jong of te ziek is om te worden gevaccineerd.

Zelfs al zou de kinderziekte volledig uitgeroeid zijn in Europa, blijft het belangrijk om ertegen te vaccineren. Er zijn immers andere werelddelen waar mazelen wel nog frequent voorkomt, en de ziekte kan zo opnieuw haar intrede doen in Europa als gevolg van de vele reizende mensen en de toenemende globalisering. Het is enkel mogelijk om de verspreiding van de mazelen in Europa volledig te voorkomen, indien minstens 95% van de hele Europese bevolking zich tweemaal laat vaccineren. Zolang dit niet het geval is, dient de kinderziekte te worden beschouwd als een potentieel gevaar in Europa. Een gevaccineerd persoon beschermt tevens niet enkel zichzelf, maar ook andere mensen waar hij in aanraking mee komt.

Mythe: Polio en de pokken zijn volledig verdwenen, dus is het niet meer nodig ertegen te vaccineren

Feit: polio en de pokken zijn verdwenen net omdat mensen ertegen worden gevaccineerd. Indien de vaccinaties zouden stoppen, zouden de ziekten terugkeren.

Vaccins zijn vaak het slachtoffer van hun eigen succes. Van zodra vaccinatieprogramma's hun vruchten beginnen afwerpen, en ziekten beginnen verdwijnen, vergeten mensen vaak hoe ernstig deze ziekten kunnen zijn - en dus ook hoe belangrijk de vaccins ertegen zijn. Wanneer er dan minder gevaccineerd wordt, vergroot de kans dat de ziekte opnieuw de kop opsteekt.

Het is nog maar sinds 2013 dat er in India geen enkel nieuw geval van polio meer werd vastgesteld, en dit als het gevolg van vaccinatiecampagnes. Hetzelfde geldt voor andere kinderziekten, zoals de mazelen. De WHO heeft in 2005 Australië mazelen-vrij verklaard, maar wanneer er minder aandacht aan vaccinaties werd besteed keerde het gevaar voor besmetting terug, en dit amper 7 jaar later. In 2013 had een mazelenepidemie in Wales meer dan 800 slachtoffers gemaakt, veelal bij de mensen die zich bang hadden laten maken door het vervalst onderzoek van Andrew Wakefield, die foutief beweerde dat BMR-vaccins autisme zouden veroorzaken (zie verder).

Mythe: Je immuunsysteem tegen kinderziekten is sterker als je de ziekte hebt gehad dan wanneer je ertegen gevaccineerd bent

Feit: Vaccineren biedt een goede bescherming tegen kinderziekten, en helpt je immuunsysteem zonder de nadelige symptomen en gevaren van de ziekte zelf.

BMR-vaccins bieden bescherming tegen de kinderziekten bof, mazelen en rodehond. Ze helpen je immuunsysteem om zich weerbaar op te stellen tegen deze ziekten, maar dan zonder de symptomen of het gevaar op complicaties die de ziekten met zich meebrengen. Het vaccin kan milde nevenwerkingen met zich meebrengen, zoals huiduitslag of koorts, maar dit komt gemiddeld slechts bij zo'n 3 tot 5 op 100 gevaccineerden voor. De nadelen van een BMR-vaccin wegen niet op tegen de voordelen, maar vooringenomenheid leidt mensen er soms toch toe om niet voor vaccinatie te kiezen. Mensen hebben vaak spijt van negatieve gevolgen als die werden veroorzaakt door een actieve daad (dit levert vaak schuldgevoelens op), maar niet wanneer die werden veroorzaakt door een daad die niet werd uitgevoerd (de gevolgen worden dan toegeschreven aan "het lot"). Toch kan een keuze om wél iets te doen even doorslaggevend zijn als een keuze om iets niet te doen, en in beide gevallen ligt de verantwoordelijkheid voor de gevolgen van die beslissing bij jezelf.

Indien je besmet raakt met een kinderziekte (en hier terug van geneest) zal je natuurlijke immuniteit er inderdaad voor zorgen dat je zo goed als zeker nooit meer opnieuw besmet kan geraken. Vaccins geven deze levenslange immuniteit niet, maar in bijna alle gevallen is een tweede BMR-vaccin wel voldoende om een degelijke bescherming te bieden. Het bijkomende voordeel van vaccinatie is dat je niet enkel jezelf beschermt tegen besmetting, maar ook anderen in je omgeving. Een mazeleninfectie is namelijk besmettelijk gedurende 4 dagen voordat de eerste symptomen merkbaar worden. Op deze tijd kan je, zonder het te beseffen, heel wat mensen besmetten, waardoor een mazelenepidemie snel kan uitbreken bij gebrek aan vaccinatie. Het is dus veiliger, voor jezelf én je omgeving, om te opteren voor vaccinatie in plaats van voor de ziekte. Zelfs al zou je ziek geweest zijn van de mazelen, is je immuunsysteem enkel bestand tegen die ziekte, en nog steeds niet tegen andere kinderziekten. Een studie heeft zelfs uitgewezen dat een mazeleninfectie je immuunsysteem gedurende twee tot drie jaar net kan verzwakken, waardoor je in die periode meer vatbaar bent voor andere infecties.

Mythe: De immuniteit tegen een kinderziekte na vaccinatie is van te korte duur, en als je de ziekte dan krijgt als volwassene ben je er nog erger aan toe

Feit: Er bestaan boost-vaccins om de immuniteit te verlengen, en de natuurlijke immuniteit is ook niet noodzakelijk levenslang.

Het is hoe dan ook veiliger om je te laten vaccineren tegen een kinderziekte, dan te worden geïnfecteerd met de kinderziekte. Op een latere leeftijd is het bovendien mogelijk oom boost-vaccins te laten plaatsen, zodat die immuniteit met een verhoogde zekerheid ook aanhoudt als je volwassen bent. Bovendien is ook de natuurlijke immuniteit, die je verkrijgt als je de kinderziekte hebt overleefd, geen levenslange garantie. Wanneer bovendien bijna iedereen gevaccineerd is, helpt de "herd immunity" met het verkleinen van de kans dat je op volwassen leeftijd toch nog zal worden geïnfecteerd met een kinderziekte. Ook als je een kinderziekte oploopt als kind is er een grote kans dat je met ernstige complicaties te maken krijgt.

Mythe: Niet-gevaccineerde kinderen zijn gezonder dan gevaccineerde kinderen

Feit: Onderzoeken wijzen uit dat gevaccineerde kinderen doorgaans veel gezonder zijn dan niet-gevaccineerde kinderen.

Tegenstanders van vaccinatie verwijzen naar een vermeend "onderzoek" dat zou uitwijzen dat niet-gevaccineerde kinderen gezonder zouden zijn dan kinderen die wel werden gevaccineerd. Het onderzoek werd echter niet uitgevoerd volgens de wetenschappelijke maatstaf en is dus bogus: enkel mensen die tegenstander zijn van vaccins werden ondervraagd, waardoor er een vanzelfsprekende vooringenomenheid is die het resultaat van dit onderzoek subjectief beïnvloedt. Zo kan men ook uitsluitend mensen interviewen die net uit een biowinkel komen, en ze vragen of ze zich gezonder voelen met de biovoeding. Natuurlijk zal het antwoord bijna uitsluitend ja zijn, anders zouden die mensen er immers hun inkopen niet gaan doen. Een echt wetenschappelijk onderzoek dient gebruik te maken van willekeursfactoren teneinde verschillende doelgroepen te vertegenwoordigen.

Zulke echte vergelijkende onderzoeken hebben uitgewezen dat niet-gevaccineerde kinderen vaker ziek worden met een ziekte die door een vaccin had kunnen worden voorkomen, dan kinderen die er wel tegen werden gevaccineerd. Een ander onderzoek wees uit dat astma minder vaak voorkomt bij kinderen die gevaccineerd werden. Het is dus wel degelijk zo dat gevaccineerde kinderen doorgaans gezonder zijn dan niet-gevaccineerde kinderen.

Mythe: Gist wordt vaak gebruikt als ingrediënt in vaccins, en is de oorzaak van het verhoogd aantal gevallen van astma bij jonge kinderen

Feit: Er is geen aanwijzing dat gevaccineerde kinderen vaker astma krijgen, en onderzoek wijst zelfs het tegendeel uit.

Gist wordt gebruikt als ingrediënt in bepaalde vaccins zoals dat van hepatitis B en ook Gardasil. Er is echter geen enkele aanwijzing dat dit een toename van astmapatiënten zou veroorzaken bij gevaccineerde kinderen. Integendeel, onderzoek wees uit dat astma net minder vaak voorkomt bij kinderen die gevaccineerd werden. Beweringen dat gist een "epidemie van autoimmuumziektes" veroorzaakt, zijn al evenmin bewezen. Integendeel, in vitro onderzoek heeft uitgewezen dat het een immuunreactie kan veroorzaken die bepaalde kankertumoren reduceert.

Mythe: Voorstanders van vaccinaties geven toe dat ze de levens van sommige kinderen willen opofferen om de levens van vele anderen te redden, maar ik wil het leven van mijn kind niet riskeren aan vaccinatieschade

Feit: De kans op vaccinatieschade is verwaarloosbaar klein, en de vaccins zijn vooraf getest.

Geen enkel medicijn kan een 100 % garantie bieden wat betreft veiligheid en effectiviteit, en hetzelfde geldt voor vaccins. De kans dat er ernstige complicaties optreden als gevolg van een vaccin is echter zodanig klein, dat het gevaar op vaccinatieschade zo goed als onbestaande is. De vermeende nadelen wegen dus geenszins op tegen de voordelen. Niemand vraagt je om je kind "op te offeren" voor de levens van andere kinderen, en je kind laten vaccineren tegen een kinderziekte is geenszins een "experiment". Elk vervaardigd vaccin wordt immers eerst uitvoerig getest op veiligheid en effectiviteit. Hier staat tegenover dat als niemand nog hun kinderen zou laten vaccineren, het aantal kinderziektes sterk zou stijgen, met als gevolg dat ook de kindersterfte de hoogte in zou gaan. Het gevaar van niet vaccineren is ontelbaar keren groter dan wel vaccineren, zoals ook verschillende studies hebben uitgewezen.

Mythe: BMR-vaccins kunnen schadelijke gevolgen hebben en het immuunsysteem overbelasten

Feit: BMR-vaccins zijn telkens opnieuw veilig bevonden, zonder dat er een overbelasting van het immuunsysteem plaatsvindt.

Sommige vaccins bieden beschermingen tegen verschillende (kinder)ziekten tegelijk. Zo beschermt het BMR-vaccin tegen bof, mazelen en rodehond. Dit betekent dat er meer "vreemde" substanties het lichaam betreden, waarrond de misvatting is ontstaan dat dit het immuunsysteem zou overbelasten. Deze misvatting onderschat enerzijds de kracht van het immuunsysteem van een menselijk lichaam, en overschat anderzijds de hoeveelheid van deze vreemde substanties in vaccins.

Het menselijke immuunsysteem, dat zich reeds vóór de geboorte begint te ontwikkelen, is perfect in staat om tegen verschillende antigenen tegelijk te vechten. Zo vecht ons immuunsysteem op dagelijkse basis tegen vreemde substanties in bv. stof en vuil, ook bij een kind. Keelpijn of een verkoudheid stelt een kind aan meer vreemde substanties bloot dan er in een vaccin zitten. Onderzoeken hebben dan ook uitgewezen dat BMR-vaccins geen nadelige gevolgen hebben voor het immuunsysteem en dus veilig kunnen worden toegediend.

Mythe: Het polio-vaccin veroorzaakt polio-verlamming

Feit: Dit komt enkel uiterst uitzonderlijk voor en enkel in gebieden waar heel weinig mensen het vaccin hebben ontvangen.

Deze mythe werd gepubliceerd door Natural News, een complottheorieën- en kwakzalverijwebsite die dus helemaal geen betrouwbare bron van informatie is. De bewering wordt dan ook niet ondersteund door wetenschappelijk bewijs. Gevallen van "non-polio acute flaccid paralysis" (NPAFV) worden veroorzaakt door verschillende bacteriën en virussen, niet door het vaccin. In gebieden waar de hoeveelheid gevaccineerde mensen bijzonder laag is, komt het wel heel uitzonderlijk voor dat het virus in het vaccin muteert en alsnog polio en verlamming veroorzaakt. Dit is een reden te meer om sowieso alle kinderen tegen polio te vaccineren, en in landen waar dit gebeurt is polio dan ook zo goed als helemaal verdwenen.

Mythe: Het vaccin tegen polio, alsook het gecombineerde vaccin tegen difterie (kroep), tetanus en kinkhoest, veroorzaakt wiegendood

Feit: Vaccins veroorzaken geen wiegendood.

Er is geen bewijs van een causaal verband tussen vaccins en de oorzaak van wiegendood. Deze misvatting is wellicht ontstaan omwille van het feit dat de eerste vaccins bij een kind worden gegeven in een periode dat het risico op wiegendood het hoogst is. Ook zonder vaccins blijft het risico open wiegendood bestaan, en vaccineren heeft geen negatieve invloed hierop. Het niet-vaccineren van je kind verhoogt echter het risico dat je kind besmet geraakt met ziekten die potentieel schade aan de gezondheid kunnen berokkenen, of in het slechtste geval zelfs tot de dood kunnen leiden.

Mythe: In de jaren '50 en '60 bevatte het poliovaccin het SV40-virus dat kanker veroorzaakt, en aangezien er elke dag nieuwe virussen worden ontdekt zullen die vroeg of laat ook in nieuwe vaccins terecht komen

Feit: Poliovaccins zijn veilig, bevatten geen onbedoelde virussen, veroorzaken geen kanker, en zijn nu veel veiliger dan een halve eeuw geleden.

Vijftig jaar geleden was de medische kennis nog niet hetzelfde als die van nu, en waren ook de veiligheidsprocedures en -onderzoeken nog niet zo uitgewerkt als ze nu zijn. Deze mythe probeert te argumenteren dat, omdat de wetenschap vroeger tekort schoot, die nu ook niet betrouwbaar is. Volgens dezelfde redenering zou je dan nu niet in een vliegtuig mogen stappen, omdat het allereerste vliegtuig ook maar enkele meters ver geraakte, en alle vliegtuigen dus even onveilig zijn. Het is niet omdat de wetenschap in het verleden een fout gemaakt heeft, dat alles wat de wetenschap nu doet vanzelfsprekend ook fout is. Het SV40-virus veroorzaakt tevens geen kanker.

Mythes over HPV-vaccins

Mythe: Ik ben seksueel nog niet actief, dus ik hoef me niet te laten vaccineren tegen HPV

Feit: Het is ideaal om je tegen HPV te laten vaccineren nog vóór je seksueel actief geworden bent.

Zelfs al ben je nog niet aan seks toe, is het toch belangrijk om je reeds tegen HPV te laten vaccineren. Het vaccin werkt immers het beste wanneer je het krijgt nog voor je wordt blootgesteld aan HPV, of met andere woorden: nog voor je seksueel actief wordt. Bovendien is het beter om je reeds op jongere leeftijd te laten vaccineren, omdat jongere mensen meer antistoffen aanmaken dan jongeren in hun late tienerjaren. Vanzelfsprekend betekent meer antistoffen ook een betere bescherming tegen een potentiële HPV-besmetting in de toekomst.

Voor meisjes is het HPV-vaccin aangeraden op een leeftijd tussen 9 en 13 jaar. Het HPV-vaccin is natuurlijk geen vrijgeleide om vanzelfsprekend seksueel actief te worden. Bovendien biedt het vaccin geen bescherming tegen alle types van HPV, en ook niet tegen andere seksueel overdraagbare aandoeningen. Een degelijke seksuele voorlichting is dus nog steeds nodig.

Mythe: Het HPV-vaccin biedt bescherming tegen alle types van HPV en oorzaken van baarmoederhalskanker

Feit: Het HPV-vaccin kan enkel bescherming bieden tegen bepaalde, veel-voorkomende types van het HPV-virus.

Er zijn meer dan 100 types van HPV, teveel om iedereen tegen al die types te beschermen. Om die reden worden vaccins ontwikkeld die bescherming bieden tegen de meest voorkomende types van HPV: 6, 11, 16 en 18. Hierdoor ben je beschermd tegen de HPV-types met de hoogste kans op besmetting (en/of risico op baarmoederhalskanker).

Mythe: Enkel tieners kunnen het HPV-vaccin krijgen

Feit: Jongeren tussen 20 en 26 kunnen veelal ook nog steeds gevaccineerd worden tegen HPV.

Als je het HPV-vaccin niet gekregen hebt op de geadviseerde leeftijd, kan het in bepaalde gevallen ook nog op een latere leeftijd worden toegediend. Vrouwen kunnen het HPV-vaccin krijgen tot hun 26 en mannen tot hun 21.

Mythe: Je hoeft je enkel te laten vaccineren tegen HPV als je met meerdere mensen seksuele betrekkingen hebt

Feit: Je kan ook worden geïnfecteerd met HPV als je maar één seksuele partner hebt.

Het is mogelijk om te worden geïnfecteerd met HPV wanneer je voor het eerst seksuele betrekkingen hebt met je partner, ook al is dat de enige persoon met wie je seks hebt. Het is immers mogelijk dat je partner reeds voordien met iemand anders seksuele betrekkingen heeft gehad, en op die manier besmet is geraakt. Het is immers niet mogelijk om op een fysieke manier bij iemand waar te nemen of deze persoon besmet is, en het is dus niet uitgesloten dat zelfs jijzelf reeds jaren besmet bent zonder dat je het weet, omdat er (nog) geen symptomen zich hebben gemanifesteerd.

Een HPV-infectie hoeft niet uitsluitend plaats te vinden bij geslachtsgemeenschap, maar kan ook gebeuren bij bv. orale of anale seks. Het gebruik van een condoom biedt wel een gedeeltelijke maar niet alomvattende bescherming tegen HPV, omdat het niet alle huid van de genitaliën bedekt. Het is dan ook veiliger om je te laten vaccineren tegen HPV nog voor je je eerste seksuele betrekkingen hebt. Vanzelfsprekend biedt een condoom wel een goede bescherming tegen andere seksuele overdraagbare aandoeningen en ongewenste zwangerschap.

Mythe: Je hoeft je niet te laten vaccineren tegen HPV als je steeds een condoom gebruikt

Feit: Een condoom biedt geen afdoende bescherming tegen HPV.

Een condoom gebruiken tijdens seksuele betrekkingen kan je beschermen tegen seksueel overdraagbare aandoeningen zoals HIV, maar niet afdoende tegen HPV. Je kan immers besmet worden met het virus via contact met de huid van genitaliën, ook die gedeelten die niet door een condoom worden bedekt, zoals scrotum, anus en vulva. Tevens is het mogelijk om met HPV besmet te worden, zelfs als je seks zonder effectieve penetratie hebt. Het virus kan zich ook verspreiden door andere contacten met de huid van genitaliën, zoals in het geval van orale seks of andere gevallen waarbij de mond in aanraking komt met de genitaliën.

Het is erg moeilijk om een HPV-besmetting met zekerheid te voorkomen, tenzij je je hele leven van seksuele betrekkingen onthoudt, of enkel seks hebt met je partner die dan voordien ook nog nooit op eender welke manier met iemand anders seks mag gehad hebben (en tijdens de relatie vanzelfsprekend ook niet). In de praktijk loopt iedereen die seksueel actief is een kans op besmetting met HPV. Het HPV-virus is de oorzaak van 90% van genitale wratten (types 6 en 11) en van 70% van baarmoederhalskankers (types 16 en 18).

Mythe: Jongens hoeven zich niet tegen HPV te laten vaccineren, want enkel meisjes kunnen ermee besmet worden

Feit: Zowel jongens als meisjes kunnen besmet geraken met HPV.

Het HPV-virus kan zowel jongens als meisjes besmetten, en het is dan ook in beide gevallen aangeraden om te vaccineren. Het is immers een veel voorkomende besmetting, die bij 4 op 5 mensen plaats vindt, oftewel maar liefst 80%. Een besmetting met HPV wil niet zeggen dat je daarom vanzelfsprekend kanker zal krijgen, maar eenmaal je besmet bent is er geen medicinale manier om je van die infectie te genezen. In vele gevallen gaat de infectie wel weer vanzelf weg, gewoonlijk binnen de twee jaar.

Baarmoederhalskanker is één van de meest voorkomende kankers veroorzaakt door HPV, maar een infectie kan ook kanker bij het mannelijke geslachtsorgaan en de anus veroorzaken. Het HPV-vaccin biedt bescherming tegen 70% van de baarmoederhalskankers, maar kan eveneens bescherming bieden tegen genitale kankers bij mannen. Voor jongens is het misschien zelfs nog meer van cruciaal belang zich te laten inenten tegen HPV, omdat er voor mannen geen routine-onderzoeken naar HPV gebeuren, en wanneer de man zich bewust wordt van de infectie is het mogelijk al te laat.

Mythe: Het HPV-vaccin beschermt je ook tegen andere seksueel overdraagbare aandoeningen

Feit: Het HPV-vaccin beschermt je enkel tegen bepaalde types van het HPV-virus.

Er bestaan meer dan 100 types van het HPV-virus alleen al. Hiervan zijn er minstens 40 types die via seksueel contact kunnen worden verspreid en de genitaliën kunnen infecteren. Types 6 en 11 veroorzaken veelal wratten op de genitaliën, en types 16 en 18 zijn de voornaamste veroorzakers van baarmoederhalskanker. De meeste HPV-vaccins bieden bescherming tegen die specifieke types van HPV, omdat die het meest voorkomen. Vaccin Gardasil 9 biedt inmiddels ook bescherming tegen in totaal 9 types van HPV en kan tot 90% van de gevallen van baarmoederhalskanker voorkomen. Het HPV-vaccin biedt dus geen bescherming tegen de andere (minder frequente of riskante) types en ook niet tegen andere seksueel overdraagbare aandoeningen.

Mythe: Het HPV-vaccin beschermt je voor het leven

Feit: Het HPV-vaccin beschermt je gedurende 10 jaar, en mogelijk langer.

Het HPV-vaccin biedt een effectieve bescherming voor een periode van 10 jaar, maar dokters zijn optimistisch dat deze termijn mogelijk langer kan zijn. Een andere mogelijkheid kan zijn dat er, indien nodig, op latere leeftijd met boost-vaccins wordt gewerkt.

Mythe: Als je tegen HPV bent gevaccineerd, is een uitstrijkje niet meer nodig

Feit: Het HPV-vaccin is geen vervanging voor het uitstrijkje.

Met een uitstrijkje kan geen diagnose worden gesteld of je al dan niet besmet bent met HPV, maar is bedoeld om abnormaliteiten te detecteren die de voorbode kunnen zijn van baarmoederhalskanker. Bovendien kan het vaccin je niet tegen alle types van HPV beschermen. Het HPV-vaccin is dus in geen geval een vervanging voor het uitstrijkje, omdat hiermee kankercellen in een vroeg stadium reeds kunnen worden opgespoord.

Mythe: Als je met het HPV-vaccin bent ingeënt kan je niet zwanger worden

Feit: Het HPV-vaccin beschermt je niet tegen ongewenste zwangerschap.

Het HPV-vaccin is geen voorbehoedsmiddel. Als je tegen HPV bent gevaccineerd, is het nog steeds mogelijk om zwanger te geraken. Als je niet zwanger wil worden, dien je effectieve voorbehoedsmiddelen te gebruiken, zoals een condoom of anticonceptiemedicatie, of een combinatie van beide. Als je wel zwanger wil worden, vormt het vaccin eveneens geen gevaar voor je fertiliteit. Gardasil bevat het ingrediënt polysorbaat 80, waarvan in vitro-studies hebben aangetoond dat het de fertiliteit verlaagt bij ratten. De dosis maakt echter het vergif, en de kleine hoeveelheden die worden toegevoegd aan Gardasil vormen geen gevaar voor de fertiliteit van de gevaccineerde persoon. Het ingrediënt komt ook voor in voeding zoals roomijs, met e-nummer E433.

Tevens is er geen gevaar dat het vaccin een negatieve impact op de foetus zou hebben. Over het algemeen wordt het HPV-vaccin niet gegeven aan zwangere vrouwen, omdat er geen gericht onderzoek op zwangere vrouwen met betrekking op het vaccin werd uitgevoerd. Toch gebeurt het dat zwangere vrouwen zich laten vaccineren, omdat ze nog niet weten dat ze zwanger zijn. Onderzoek bij deze vrouwen kon geen gezondheidsproblemen vaststellen. Er is dus geen reden tot paniek wanneer je je eerst hebt laten vaccineren, en nadien vaststelt dat je zwanger bent. Het HPV-vaccin heeft geen nadelen voor vrouwen die borstvoeding geven.

Indien je met HPV besmet zou zijn en inmiddels zwanger wordt, is het wel mogelijk dat er genitale wratten ontstaan of dat er abnormale celwijzigingen plaatsvinden. Hiervoor kan je worden onderzocht, zodat je nog tijdig behandeld kan worden.

Mythe: Het HPV-vaccin vernietigt de eierstokken

Feit: Het HPV-vaccin heeft geen nadelige gevolgen voor de eierstokken.

Er is geen bewijs dat Gardasil, of andere HPV-vaccins, schade zouden berokkenen aan de eierstokken van de vrouw, of Prematuur Ovarieel Falen (POF) zouden veroorzaken (waarbij de vrouw reeds voor haar 40ste stopt met menstrueren). POF kan veel verschillende oorzaken hebben, maar vaak is het niet evident om bij een specifieke patiënt de precieze oorzaak te achterhalen. Van de 67 miljoen mensen die werden gevaccineerd met Gardasil zijn er bij VAERS welbepaald 9 meldingen van POF binnengekomen, en 12 meldingen van vergelijkbare problemen. Onderzoek heeft uitgewezen dat in geen van deze gevallen het HPV-vaccin de oorzaak was. Met andere woorden, de problemen met de eierstokken hebben zich onafhankelijk van het vaccin ontwikkeld, en hadden ook ontstaan als de desbetreffende vrouwen zich niet met Gardasil hadden laten vaccineren. Ook algemeen onderzoek naar potentiële bijwerkingen van Gardasil heeft geen enkel gevaar voor de eierstokken kunnen vaststellen. Ook recente onderzoeken hebben opnieuw de veiligheid van Gardasil opnieuw aangetoond.

Mythe: Het HPV-vaccin heeft bij verschillende patiënten neurologische, tromboembolische, en autoimmuniteitscomplicaties veroorzaakt

Feit: Het HPV-vaccin heeft geen neurologische, tromboembolische, en autoimmuniteitscomplicaties veroorzaakt.

Hoewel nevenwerkingen van vaccins nooit volledig kunnen worden uitgesloten, zijn ernstige bijwerkingen uiterst zeldzaam. Een uitgebreide studie heeft eveneens aangetoond dat HPV-vaccins geen ernstige neurologische, tromboembolische, en autoimmuunproblemen veroorzaakt.

Mythe: Het HPV-vaccin op jonge leeftijd laten zetten leidt tot seksuele losbandigheid

Feit: Het HPV-vaccin heeft geen invloed op het seksuele gedrag.

Er is geen bewijs dat jongens en meisjes, die het HPV-vaccin gekregen hebben, vroeger seks zouden hebben dan niet-gevaccineerden. Ook hebben ze niet vanzelfsprekend meerdere seksuele partners. Er zijn geen aanwijzingen dat het vaccin invloed heeft op het (seksuele) gedragspatroon van mensen.

Mythe: Het HPV-vaccin is onvoldoende getest en de effectiviteit ervan tegen HPV-gerelateerde kankers is niet bewezen

Feit: Er werden verschillende onderzoeken uitgevoerd, waaruit is gebleken dat het HPV-vaccin effectief is.

Bij de eerste klinische onderzoeken werd het vaccin toegediend bij 20.000 vrouwen met een leeftijd van 16 tot 26 jaar, verspreid over 33 landen. De resultaten van deze onderzoeken toonden een effectiviteit aan die de 100% benaderde in het voorkomen van abnormaliteiten die kanker aankondigen in de cellen van de baarmoederhals veroorzaakt door HPV type 16 en 18.

In een ander klinisch onderzoek werd het vaccin toegediend bij 4000 mannen met een leeftijd van 16 tot 26 jaar, verspreid over 18 landen. Uit deze resultaten bleek dat het vaccin bij mannen een effectiviteitspercentage van 90% heeft in het voorkomen van genitale wratten en abnormaliteiten geassocieerd met genitale kankers. Het vaccin toont ook een effectiviteit van 78% in het voorkomen van anale ziekten veroorzaakt door HPV types 6, 11, 16 en 18.

Mythe: Het HPV-vaccin veroorzaakt meer neveneffecten dan andere vaccins

Feit: Het HPV-vaccin veroorzaakt niet meer neveneffecten dan andere vaccins in voorkomend geval kunnen vertonen.

Er zijn inmiddels meer dan 97 miljoen HPV-vaccins gegeven in meer dan 120 landen. Eventuele neveneffecten worden dan ook opgevolgd en verder onderzocht indien nodig. Neveneffecten, van eender welk vaccin, zijn immers nooit helemaal uitgesloten, en die van het HPV-vaccin zijn sterk vergelijkbaar met die van andere vaccins, zoals pijn, roodheid en zwellingen op de plaats van de injectie. Deze symptomen zijn in zo goed als alle gevallen van voorbijgaande aard en onschadelijk voor de gezondheid. Slechts in heel uitzonderlijke gevallen kunnen er meer ernstige nevenwerkingen optreden ten gevolge van een allergische reactie op één van de ingrediënten. Er is geen aanwijzing dat eventuele neveneffecten van HPV-vaccins meer of sterker zouden zijn dan bij andere vaccins, en het HPV-vaccin is dan ook veilig. Recente onderzoeken hebben eveneens opnieuw de veiligheid van Gardasil opnieuw aangetoond.

Mythe: Het HPV-vaccin kan je besmetten met het virus en zo kanker veroorzaken

Feit: Het HPV-vaccin kan op geen enkele manier kanker veroorzaken.

Het HPV-vaccin kan geen kanker of andere HPV-gerelateerde ziekten veroorzaken. Het vaccin bevat immers niet het virus zelf (noch actief, noch inactief). Wanneer je je laat vaccineren, maakt je lichaam antistoffen aan die het echte virus kunnen aanvechten als je er in de toekomst mee zou worden geïnfecteerd.

Mythe: 1 overlijden in Nieuw-Zeeland en 4 overlijdens in India worden gelinkt aan het HPV-vaccin Gardasil

Feit: Het HPV-vaccin Gardasil was niet de oorzaak van deze overlijdens.

Een overlijden dat plaats vindt na een vaccin, werd niet noodzakelijk en vanzelfsprekend veroorzaakt door het vaccin zelf. Het slachtoffer in Nieuw-Zeeland overleed verschillende maanden na het HPV-vaccin, waardoor de moeder de voorbarige conclusie trok dat Gardasil de oorzaak was. In werkelijkheid waren er tal van andere aannemelijke oorzaken voor het overlijden van het meisje, en kon de ink met het vaccin nooit worden bewezen. Het incident van de vier overlijdens in India bleek eveneens niet veroorzaakt te zijn door het HPV-vaccin: één meisje verdronk in een steengroeve, één aan een slangenbeet, twee pleegden zelfmoord en een vijfde meisje overleed aan complicaties veroorzaakt door malaria.

Mythe: 32 meisjes zijn gestorven aan het HPV-vaccin Gardasil

Feit: Er is geen enkele aanwijzing dat ook maar één overlijden het gevolg zou zijn van het HPV-vaccin Gardasil.

Volgens circulerende artikels, afkomstig van kwakzalverij- en complottheorieënwebsites, zou het HPV-vaccin Gardasil de oorzaak zijn van 32 meisjes die zijn overleden, en maar liefst 11.916 gevallen van andere ongewenste bijwerkingen zoals pijn en zwellingen, levensgevaarlijke spierverslappingen, en bloedklonters in hart en longen. Hierbij wordt verwezen naar cijfers van de Amerikaanse CDC (Centers for Disease Control and Prevention). Strikt genomen is het juist dat deze cijfers werden gemeld door de CDC, maar het gaat hier om ruwe data die vervolgens fout werd geïnterpreteerd door tegenstanders van vaccinatie. Zelfs recente onderzoeken hebben opnieuw de veiligheid van Gardasil opnieuw aangetoond.

Onderdeel van de CDC is het programma VAERS (Vaccine Adverse Event Reporting System), die alle gegevens verzamelt over meldingen waarbij vaccins mogelijk nevenwerkingen kunnen veroorzaken. De gegevens van 32 overlijdens en bijna 12.000 gevallen van bijwerkingen zijn gebaseerd op de meldingen die VAERS ontvangen heeft. Meer dan dat is het echter niet: een cijfer met het aantal meldingen. Een melding betekent echter niet dat er ook een daadwerkelijk oorzakelijk verband is met het vaccin. Dit kan pas worden vastgesteld na voldoende analyse, onderzoek en evaluatie, wat dus nog niet gebeurd was met de circulerende gegevens. Zodoende zijn de opgegeven cijfers dan ook geenszins representatief voor het aantal effectieve gevallen van overlijdens en bijwerkingen.

In het geval van vermeende overlijdens ten gevolge van Gardasil, heeft onderzoek uitgewezen dat in geen enkel geval kon worden vastgesteld dat het vaccin de oorzaak was. Tussen juni 2006 en maart 2014 werden er in de Verenigde Staten alleen al zo'n 67 miljoen HPV-vaccins gegeven. 96 mensen zijn nadien overleden, waarbij in geen van de gevallen die konden worden onderzocht een causale link werd gevonden. De doodsoorzaken kunnen allerhande zijn, en op een groep van 67 miljoen mensen is het niet onmogelijk dat het toeval wil dat sommigen kort nadien komen te overlijden aan welke oorzaak dan ook. Die oorzaak ligt in elk geval niet bij het HPV-vaccin Gardasil; indien het effectief dodelijk zou zijn, zou het sterftecijfer immers hoger liggen dan 0,000143%.

Nevenwerkingen zoals pijn, zwelling, koorts e.d.m. zijn niet uit te sluiten bij een vaccin. Deze nevenwerkingen, in het geval dat ze zich zouden manifesteren, zijn in zo goed als alle gevallen ongevaarlijk en van voorbijgaande aard (zeker in tegenstelling tot de ziekte die ze dienen te voorkomen). In diezelfde periode tussen 2006 en 2014 werden er 29.684 meldingen gemaakt van mogelijke nevenwerkingen. In 8% van de gevallen werden de nevenwerkingen ernstig genomen (en dus als een gevolg van het vaccin beschouwd), hoewel het ook hier niet om levensbedreigende symptomen gaat. We spreken hier dus over 0,04% van het aantal gevaccineerden dat nevenwerkingen heeft gemeld, en dus over 0,003% van het aantal gevaccineerden waarbij de nevenwerkingen effectief het gevolg van het vaccin waren. Het aantal gevallen met nevenwerkingen is bovendien niet aanzienlijk groter met HPV-vaccins dan met eender welk ander vaccin.

Meer informatie over hoaxes en andere complottheoriën omtrent gardasil vind je in ons artikel COMPLOTTHEORIE: 32 meisjes zijn gestorven aan het HPV-vaccin Gardasil.

Algemene mythes over vaccins

Mythe: Ik kan me beschermen tegen infecties door gezond te eten en mijn handen te wassen, dus ik hoef me niet te laten vaccineren

Feit: Een gezonde levensstijl biedt geen garantie om niet besmet te worden met het griepvirus of andere ziekten.

Het wassen van je handen kan ertoe bijdragen dat de kans op besmetting (van eender welke ziektekiemen) kleiner wordt. Het biedt echter geen garantie dat je niet besmet geraakt met de griep (of een ander virus). Ook een gezond voedingspatroon verkleint de kans op besmetting, omdat je hierdoor je immuunsysteem helpt te versterken, maar gezonde voeding alleen is ook geen magische oplossing om met zekerheid gezond te blijven. Wie de kans op besmetting zo klein mogelijk wil maken, kan best een griepvaccin combineren met een gezond voedingspatroon en goede hygiëne. Dit geldt ook voor kleine kinderen, zelfs als ze borstvoeding krijgen.

Mythe: Er zijn verschillende religieuze redenen om niet te vaccineren

Feit: Religie mag nooit een argument zijn om medische keuzes op te baseren.

Indien je bereid bent om kinderen (en ook volwassenen) te laten afzien en zelfs sterven als gevolg van een ziekte die met een vaccin had kunnen worden voorkomen, dan is er een fundamenteel probleem met de religie waar je in gelooft. Vrijheid van godsdienst mag geen excuus vormen om te spelen met iemands gezondheid. Vertrouwen op God om de gezondheid van je kind of van jezelf of anderen te beschermen, is onzin aangezien het aantal overlijdens aan ziektes veel hoger was voordat vaccins werden geïntroduceerd (waarom heeft God die kinderen dan niet gered?).

Mythe: Artsen weten niet welke ingrediënten in een vaccin zitten, vraag maar aan je eigen huisarts

Feit: Een arts weet inderdaad niet altijd van elk vaccin wat de precieze ingrediënten zijn, maar dat is ook niet relevant zolang hij wel weet in welke omstandigheden het wel en niet geplaatst mag worden

Dit argument is een onzinnige poging om artsen in een negatief daglicht te stellen. Hoewel het inderdaad waar is dat een arts vaak niet exact weet welke ingrediënten precies in welk vaccin zitten, is dit niet relevant. Een automonteur weet ook niet precies welke chemische ingrediënten er in motorolie zitten, maar dat wil niet zeggen dat hij daarom geen bekwaam werk kan uitvoeren. Wat écht telt is dat een vaccin grondig getest is voordat het terecht komt bij de behandelende arts, zodat de arts weet dat het veilig en effectief is ook al weet hij niet altijd de precieze ingrediënten. Het is essentieel dat de behandelende arts op de hoogte is van welke vaccins in welke omstandigheden wel (of niet) dienen te worden gegeven.

Mythe: Vaccins zijn niet de oorzaak waarom bepaalde infectieziektes nu minder vaak voorkomen

Feit: Vaccins zijn de belangrijkste reden waarom bepaalde infectieziektes nu minder vaak voorkomen of zelfs zo goed als helemaal verdwenen zijn.

De verspreiding van een infectieziekte kan natuurlijk wel worden teruggedrongen d.m.v. een goede hygiëne, en de vooruitgang van de medische wetenschap heeft ook het aantal overlijdens aan deze ziekte kunnen reduceren, nog voor vaccins werden geïntroduceerd. Toch is het aantal infecties vroeger min of meer hetzelfde gebleven, en is dit pas gedaald met de introductie van vaccinaties. Verschillende onderzoeken hebben dan ook uitgewezen dat de verspreiding van de ziekte sterk afnam met de toename van het aantal vaccinaties, om vervolgens weer toe te nemen wanneer het aantal vaccinaties verminderde.

Mythe: Geen enkel vaccin is 100% veilig of effectief

Feit: Niets in het leven is 100% veilig of effectief. Maar de ziektes zelf zijn nog minder veilig, en niet vaccineren is 0% effectief.

Er bestaat niet zoiets als een 100% garantie dat een vaccin veilig is, maar dit geldt voor eender welk medicijn of wat dan ook. Vaccins worden uitvoerig getest, en nadelige risico's zijn dan ook onwaarschijnlijk klein. De nadelige risico's die ziektes zoals bv. de mazelen of polio met zich meebrengen, daarentegen, zijn in verhouding veel groter. De introductie van het mazelenvaccin heeft het aantal overlijdens aan deze ziekte kunnen terugdringen met 57%. Het is tevens niet omdat een vaccin geen 100% garantie biedt dat het effectief is, dat we daarom gewoon helemaal niet moeten vaccineren. Autogordels, motorhelmen, parachutes, zonnebrandcrème en condooms bieden ook geen 100% garantie, maar daarom gaan we ook niet stoppen met ze te gebruiken. Niet vaccineren is nog steeds minder effectief dan wel vaccineren.

Mythe: De immuniteit van een vaccin is slechts van korte duur

Feit: De duur van de immuniteit van een vaccin varieert, en een aantal vaccins bieden wel degelijk immuniteit van lange duur.

Hoewel het griepvaccin jaarlijks dient te worden herhaald, omdat het griepvirus elk jaar opnieuw muteert, bieden vaccins voor bepaalde andere ziektes wel degelijk een langdurige immuniteit. Zelfs wanneer de immuniteit van korte duur is, is het nog altijd beter om te vaccineren dan om helemaal geen bescherming te hebben. In een aantal gevallen duurt ook de natuurlijke immuniteit niet levenslang.

Mythe: Je kan je immuunsysteem beter op natuurlijke wijze versterken dan met een vaccin

Feit: Natuurlijke en vitaminesupplementen kunnen je immuunsysteem niet op dezelfde manier versterken als een vaccin.

Het immuunsysteem bestaat uit twee delen: het aangeboren immuunsysteem en het aanpassingsimmuunsysteem. Het aangeboren immuunsysteem hebben we, zoals de naam al doet vermoeden, meegekregen van bij onze geboorte en zorgt voor een natuurlijke reactie van het lichaam op een onbekende infectie. Het werkt snel maar minder specifiek, waardoor het ook "aspecifiek immuunysysteem" wordt genoemd. Wanneer dit wordt geactiveerd, merk je dat aan de typische symptomen zoals koorts, hoesten, lopende neus en andere zulke pijntjes. Nog voor je lichaam de tijd heeft gehad om te achterhalen welke soort infectie er is binnengedrongen, probeert je aangeboren immuunsysteem de microben te doden met hitte (koorts) of via slijm en hoest uit het lichaam te verwijderen. Deze natuurlijke reactie is al bij al slechts gedeeltelijk behulpzaam, en meestal niet wat ons doet genezen van een infectie.

Het aanpassingsimmuunsysteem, daarentegen, is wat het échte werk doet om een infectie te neutraliseren. Dit immuunsysteem maakt de nodige antistoffen aan om een grote hoeveelheid heel specifieke infecties aan te vechten. Hoewel een kleine hoeveelheid antistoffen van moeder op kind wordt overgegeven, worden de meeste antistoffen aangemaakt wanneer iemand een welbepaalde infectie voor het eerst oploopt. Deze antistoffen blijven dan gedurende een heel lange periode van tientallen jaren in ons lichaam, voor in geval dezelfde microbe opnieuw zou aanvallen. Wanneer je lichaam in het verleden werd aangevallen door een welbepaald pathogeen, of je was ertegen gevaccineerd, zal het aanpassingsimmuunsysteem dit "onthouden" en opnieuw herkennen bij een volgend geval van infectie. Dit immuunsysteem zal in zulk geval dan met een verbazingwekkende precisie enkel de juiste antistoffen produceren om de infectie aan te vechten. Zo worden de meeste lichte infecties op enkele dagen tijd uit ons lichaam verwijderd, en nieuwe (voor het lichaam onbekende) infecties worden op dezelfde manier aangepakt, maar in dat geval duurt het vanzelfsprekend langer.

Het probleem is dat het aangeboren immuunsysteem vaak veel langer blijft doorwerken dan nodig. Terwijl het aanpassingsimmuunsysteem een infectie allang heeft verwijderd, zal het aangeboren immuunsysteem de "memo" hiervan niet gelezen hebben, bij wijze van spreken, en blijft het de typische symptomen creëren waardoor we ons onwel voelen. Hierdoor kan een hoest of lopende neus bij een verkoudheid soms weken lang aanslepen, terwijl de feitelijke infectie inmiddels al verslagen is. En dat is waarom het versterken van je immuunsysteem op "natuurlijke wijze" (bv. via vitaminesupplementen) niet nodig is en soms zelfs geen goed idee is. Deze zogenaamde "boost"-supplementen werken sowieso niet als het gaat om het voorkomen of genezen van een verkoudheid, en zijn in die context louter placebo's. Dat is de reden waarom er geen effectieve medicijnen bestaan om een verkoudheid of griep te genezen, maar wel medicijnen om de symptomen van het aangeboren immuunsysteem te onderdrukken (zoals bv. met pijnstillers) terwijl het aanpassingsimmuunsysteem van je lichaam zélf tegen de infectie vecht.

Zelfs als "natuurlijke" supplementen wel zouden werken om je immuunsysteem een "boost" te geven, zouden ze enkel kunnen werken voor je aangeboren immuunsysteem, en niet aan je aanpassingsimmuunsysteem. Met andere woorden: het immuunsysteem dat ervoor zorgt dat je je onwel voelt zonder dat de infectie op effectieve wijze wordt aangevochten. Een boost van je aangeboren immuunsysteem - als dat mogelijk was - zou je dus enkel met nog wat méér van die onprettige symptomen opzadelen. De enige manier om preventief je aanpassingsimmuunsysteem te versterken, is via vaccinatie. Ben je al geïnfecteerd, kan je enkel je lichaam de nodige tijd (en rust) geven om via je aanpassingsimmuunsysteem zelf te vechten tegen de microben.

Mythe: Vaccins worden enkel getest op gezonde personen, maar worden nadien toegediend aan iedereen ongeacht hun gezondheidstoestand

Feit: Wanneer men aan bepaalde ziektes lijdt, is het mogelijk dat bepaalde vaccins niet kunnen worden toegediend.

Er zijn wel degelijk bepaalde ziektes waarbij het geen goed idee is om bepaalde vaccins toe te dienen. In dat geval krijgt de patiënt deze vaccins dan ook niet.

Mythe: Er zijn geen langdurige onderzoeken verricht naar de effectiviteit van vaccinaties

Feit: Er zijn verschillende langdurige onderzoeken geweest die de effectiviteit en veiligheid van vaccins hebben aangetoond.

Vooreerst dient de vraag te worden gesteld wat men begrijpt onder "langdurig": 1 jaar? 5 jaar, 10 jaar? 20 jaar? Vervolgens dient ook de vraag te worden gesteld over welke termijn zo'n studie dient te lopen om een goed en betrouwbaar resultaat te bekomen. Er zijn wel degelijk verschillende studies uitgevoerd op een termijn van verschillende jaren. Studies over bijzonder lange perioden (bv. 30 jaar of langer) zijn echter moeilijker omdat het op zo'n lange termijn zo goed als onmogelijk is alle variabelen te controleren (als iemand 30 jaar na een vaccin ziek wordt, kan dit tal van andere oorzaken hebben). De afwezigheid van zulke langdurige onderzoeken bewijst trouwens geenszins dat vaccins daarom vanzelfsprekend gevaarlijk of schadelijk zouden zijn.

Mythe: Vaccins brengen op lange termijn onbekende neveneffecten en gevaren met zich mee

Feit: Eventuele neveneffecten van vaccins zijn in zo goed als alle gevallen ongevaarlijk, en manifesteren zich enkel op korte termijn.

Het is niet onmogelijk om neveneffecten uit te sluiten als gevolg van een vaccin. Die neveneffecten zijn in zo goed als alle gevallen veel minder erg dan de symptomen van de ziekte die het vaccin moet voorkomen, en ze zijn tevens ongevaarlijk. Ernstige gezondheidsproblemen komen slechts hoogst uitzonderlijk voor, en worden dan ook nauwlettend opgevolgd en onderzocht. In de Verenigde Staten worden zulke gevallen gemeld aan de National Vaccine Injury Compensation Program (NVICP) of aan de Vaccine Adverse Event Reporting System (VAERS).Het feit dat een programma zoals NVICP bestaat, is bovendien nog geen reden om aan te nemen dat vaccins daarom vanzelfsprekend gevaarlijk zijn. Geen enkel vaccin is 100% veilig, net zoals ook een veiligheidsgordel in de auto niet 100% veilig is, en zo kunnen er bv. onverwachte allergische reacties optreden.

Fabrikanten van vaccins stapten steeds vaker uit de branche uit schrik voor dure rechtszaken die tegen hen werden aangespannen (ook al waren die in vele gevallen niet terecht). Om een dreigend tekort van vaccins te voorkomen, werd de NVICP opgericht in 1983, een orgaan dat eventuele schadeclaims zou kunnen behandelen, en dat wordt betaald door een taks op de verkoop van vaccins. Tussen 2006 en 2013 werden er meer dan 2,2 miljard vaccins gegeven, en in diezelfde periode waren er 1709 schuldvorderingen die werden gecompenseerd door NVICP. Dit betekent dat een schadecompensatie diende te worden uitbetaald voor 1 persoon op 1 miljoen vaccins. Onderzoeken hebben keer op keer opnieuw uitgewezen dat vaccins veilig zijn en geen gevaar voor de gezondheid met zich meebrengen, ook niet op lange termijn.

Mythe: Vaccins worden geregeld teruggeroepen als gevolg van ongewenste effecten

Feit: Slechts een kleine hoeveelheid vaccins wordt teruggeroepen, en dit slechts een specifieke serie en vaak niet eens omwille van ongewenste effecten.

Hoewel vaccins soms wel degelijk worden teruggeroepen, is dit slechts een kleine hoeveelheid in verhouding met het totaal aantal vervaardigde vaccins. Indien dit gebeurt, is niet het vaccin zelf dat helemaal wordt teruggeroepen, maar wel een specifieke productieserie. Dit gebeurt dan niet eens omdat ze "onveilig" zouden zijn, maar vaak om totaal andere redenen: een foute vermelding op de verpakking, schade aan de ampullen (bv. gebroken tijdens transport) of omdat een levering naar het verkeerde land werd gestuurd. In een aantal gevallen worden ze door de fabrikant herroepen omdat uit steekproeven bleek dat de kwaliteit beneden de standaardnorm lag (in geen van de gevallen waren er schadelijke effecten opgetreden). In slechts twee gevallen was er sprake van "potentiële" schadelijke effecten, en dan ging het enkel om de ampullen en niet om de inhoud van het vaccin zelf. Deze terugroepingen bewijzen in feite enkel dat de veiligheid van vaccins aan hoge standaardnormen worden onderworpen.

Mythe: Hoewel we nu al teveel antibiotica binnen krijgen, wordt het toch nog altijd toegevoegd aan vaccins

Feit: Het is noodzakelijk om antibiotica toe te voegen aan een vaccin om ongewenste besmettingen te voorkomen.

Het is een feit dat antibiotica te vaak wordt genomen of voorgeschreven. Het is een belangrijk medicijn dat mensenlevens kan redden, maar overmatig gebruik heeft nadelige gevolgen voor de gezondheid. Desalniettemin is het nodig om toch een specifieke hoeveelheid antibiotica aan vaccins toe te voegen. Dit maakt niet deel uit van het vaccin om je tegen een bepaalde ziekte te beschermen, maar wel om te voorkomen dat de vaccinatie geen bacteriële infecties kan veroorzaken. Zonder die toegevoegde antibiotica zou vaccineren zelfs gevaarlijk kunnen zijn.

Mythe: Vaccins zijn de oorzaak van een alarmerende toename van pinda-allergieën, want als kind kende ik niemand op school die er allergisch aan was en nu wordt pinda in vele scholen geweerd

Feit: Er is geen verband tussen vaccins en een voedselallergie voor pinda.

Er is geen enkel wetenschappelijk bewijs dat een verband aantoont tussen de toename van vaccinaties en de toename van een voedselallergie voor pinda. Het gemiddelde aantal gevallen van allergische reacties op pinda (0,6% van de Amerikaanse bevolking) is bovendien veel lager dan het aantal mensen die zich laten vaccineren, wat de kans op een verband erg klein maakt. Er is geen enkel bewijs van een correlatie, en ook geen aanwijzing dat die er zou kunnen zijn. De dalende aanwezigheid van piraten op zee is ook niet de oorzaak van de toenemende klimaatverandering, enkel omdat die twee evoluties tegelijkertijd plaats vinden.

Mythe: Dakloze mensen kwamen te overlijden nadat ze enkele Britse ponden betaald kregen om deel te nemen aan een vaccinatiestudie

Feit: De studie werd stopgezet en de schuldigen werden aangehouden. Of de daklozen aan het vaccin zijn overleden is niet duidelijk.

Het incident vond klaarblijkelijk plaats in 2008 in Polen, maar de informatie erover is relatief beperkt. Vermoedelijk vond er inderdaad een onethische praktijk plaats, maar de daders werden aangehouden en de studie werd stopgezet. Het is niet duidelijk wat de doodsoorzaak was van de daklozen, en of het vaccinonderzoek hier de oorzaak van was. Bovendien bewijst dit incident geenszins dat alle wetenschappers en artsen vanzelfsprekend corrupt of onethisch te werk gaan. Het bewijst evenmin dat vaccins die na onderzoek werden goedgekeurd schadelijk zouden zijn.

Mythe: Vaccins veroorzaken autisme

Feit: Vaccins veroorzaken geen autisme.

Het idee dat autisme zou kunnen worden veroorzaakt door vaccins is ontstaan in Engeland in 1998. Andrew Wakefield publiceerde een artikel waarin hij suggereerde dat er een link zou zijn tussen vaccinatie en het BMR-vaccin, een vaccin dat beschermt tegen de kinderziekten bof, mazelen en rodehond. De wetenschapper besloot vervolgens om de distributie van het BMR-vaccin te stoppen, waarbij hij mocht rekenen op heel wat aandacht in de media. Zes jaar later bleek echter dat Wakefield schuldig was aan belangenconflicten, en dus financieel voordeel haalde uit zijn beweringen. Een advocaat die vaccinfabrikanten wou vervolgen had Wakefield betaald voor zijn onderzoek, en ook de kinderen voor deze studie gerecruteerd. Bovendien was de informatie in de publicatie vervalst: in tegenstelling tot wat Wakefield beweerde, toonden sommige kinderen reeds symptomen van autisme nog voor ze gevaccineerd werden. De publicatie van Wakefield werd in 2010 ingetrokken, en de corrupte wetenschapper zelf werd